Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:191

Zaaknummer

R. 4371/13.278

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in het kader van een echtscheidingsprocedure.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden. Verweerster heeft gesteld dat zij zich bij haar handelen baseert op de standpunten, wensen en belangen van haar cliënte. Dat de standpunten, wensen en belangen van de cliënte van verweerster afwijken van hetgeen klager voor ogen heeft of wenselijk acht, kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden tegengeworpen. Evenmin kan worden vastgesteld dat door toedoen van verweersters advies of houding een minnelijke regeling is gedwarsboomd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 21 oktober 2013, door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 De voormalig echtgenote van klager, met wie klager samen een dochter heeft, wordt sinds enige jaren bijgestaan door verweerster.

1.2 In het kader van een echtscheiding en de daarmee verband houdende nevenverzoeken, zoals alimentatie en omgang, wordt sedert 2008-2009 tussen klager en de voormalig echtgenote van klager geprocedeerd.

1.3 Naast diverse gerechtelijke procedures, zoals een kort geding tot hervatting van de gestaakte omgangsregeling, loopt er ook een mediationtraject.

1.4 Klager heeft bij brief van 17 april 2013 bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend .

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij een oplossing in der minne bemoeilijkt en een “normale communicatie” tussen klager en zijn voormalig echtgenote belemmert. Naar klagers mening zet verweerster de zaak onnodig op scherp, bijvoorbeeld door het eenzijdig verbreken van het contact tussen klagers dochter en klager, waardoor klager genoodzaakt was een kort geding procedure te entameren. Hierdoor heeft klager zijn dochter vele maanden niet kunnen zien of spreken.

 

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster de haar toekomende vrijheid heeft overschreden. Verweerster heeft gesteld dat zij zich bij haar handelen baseert op de standpunten, wensen en belangen van haar cliënte. Niet kan worden vastgesteld dat dit anders is. Dat de standpunten, wensen en belangen van de cliënte van verweerster afwijken van hetgeen klager voor ogen heeft of wenselijk acht, kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden tegengeworpen. Evenmin kan worden vastgesteld dat door toedoen van verweersters advies of houding een minnelijke regeling is gedwarsboomd. De deken heeft opgemerkt dat hij op basis van het dossier heeft getracht zich een beeld te vormen van de gang van zaken tussen klager en zijn ex-partner en verweerster en dat hem daarbij wel is opgevallen dat de toon en inhoud van de brieven van verweerster niet lijken bij te dragen aan een werkbare verstandhouding tussen haar en klager. Nog daargelaten, echter, dat het bewuste dossier - en dus de bewuste brieven - geen deel uitmaken van het klachtdossier, leidt dit op zichzelf nog niet tot het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

3.4 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.