Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:158

Zaaknummer

13-317A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen.

Uitspraak

Beslissing van 14 november 2013

in de zaak 13-317A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 oktober 2013 met kenmerk 4013-0958, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager huurde een woning van de cliënte van verweerster, een woningstichting te Amsterdam. Namens haar cliënte heeft verweerster klager gedagvaard tot het ontruimen van de woning, wegens (onder)verhuur van kamers in de woning zonder de toestemming van de woningstichting. De vordering tot ontruiming is door de voorzieningenrechter op 27 augustus 2013 toegewezen.  

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster in de procedure een bewijsstuk heeft ingebracht dat zij op onrechtmatige wijze heeft verkregen;

b) veelvuldig de anonimiteit van een getuige heeft geschonden.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft betwist dat sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs. De wijkbeheerder, werkzaam bij de cliënt van verweerster, heeft met instemming van de cliënte stukken aan verweerster ter beschikking gesteld. De wijkbeheerder heeft deze stukken aangetroffen in zijn brievenbus. De stukken zouden door een bewoner in de brievenbus zijn gedaan, nadat deze bewoner genoemde stukken op straat had gevonden.

3.2 Met betrekking tot de anonimiteit van de getuige heeft verweerster gesteld dat deze getuige er geen bezwaar tegen had dat bij klager bekend zou worden dat hij over hem had geklaagd.

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Klager verwijt verweerster dat zij in de procedure een bewijsstuk heeft ingebracht dat van diefstal afkomstig zou zijn. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht hoe zij het betreffende stuk in handen heeft gekregen. Naar het oordeel van de voorzitter hoefde de verweerster geen nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van het stuk en mocht zij het stuk ter onderbouwing van de vordering gebruiken. Overigens heeft klager de juistheid van het stuk niet betwist, doch slechts vraagtekens gesteld bij de herkomst ervan. Nu derhalve geen sprake is van een vals stuk, maar hooguit van onrechtmatig verkregen bewijs, dat overigens niet gauw wordt aangenomen, valt niet in te zien hoe verweerster door dit stuk in te brengen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de anonimiteit van een getuige zou hebben geschonden. Nog afgezien van het feit dat klager geen eigen belang heeft bij dit  klachtonderdeel, is niet gebleken dat verweerster de getuige anonimiteit zou hebben beloofd. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 14 november 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.