Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:35

Zaaknummer

6381

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad over niet adequate dienstverlening, onvoldoende specificatie declaraties en mogelijkheid toevoeging. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 februari 2013

in de zaak 6381

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 13 februari 2012, onder nummer 11-127, aan partijen toegezonden op 13 februari 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- de brief van klager ontvangen door de griffie van het hof op 24 oktober 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 november 2012, waar klager is verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van klager in en na een procedure tot echtscheiding met nevenvorderingen. Verweerder heeft zich bij e-mail van 12 juni 2011 aan de zaak onttrokken omdat zijn inziens bij klager het vereiste vertrouwen in zijn optreden was komen te ontbreken.

3.2 De klacht zoals samengevat door de deken luidt dat:

1. Verweerder klager onvoldoende deskundig heeft geïnformeerd, geadviseerd en bijgestaan;

2. Verweerder zijn declaraties onvoldoende heeft gespecificeerd zodat controle niet mogelijk is;

3. Verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen bijstand van een kennis van klager, terwijl aanvankelijk was afgesproken dat zulks geen bezwaar zou zijn, en vervolgens de opdracht heeft neergelegd;

4. Klager door de gebrekkige informatie en rechtsbijstand financieel nadeel heeft ondervonden;

5. Klager mogelijk in aanmerking kwam voor een toevoeging; dat is door verweerder niet of onvoldoende onderzocht.

4 FEITEN

 In overweging 4. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 6. gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Dit betekent dat het hof met de raad van oordeel is dat uit de door klager aangevoerde feiten en stellingen – voor zover deze al zijn komen vast te staan -  niet kan worden afgeleid dat verweerder te kort geschoten is in zijn rechtsbijstandverlening en in zijn verplichting om verantwoord en gespecificeerd te declareren.

5.2 Anders dan klager stelt heeft verweerder uit de mail van de heer Lemaire afgeleid en kunnen afleiden dat het vertrouwen in zijn optreden was komen te ontbreken en vervolgens de opdracht neergelegd. Voorts heeft klager ook in hoger beroep niet kunnen onderbouwen dat hij in aanmerking had kunnen komen voor een toevoeging. Verweerder heeft in dat verband in eerste aanleg al gesteld dat het inkomen van klager daarvoor te hoog was en zijn woning een overwaarde had van circa anderhalve ton. Het hof neemt daarom de beslissing van de raad over.

5.3 De grieven van  klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

 

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 13 februari 2012, gewezen onder nummer 11-127.

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, S.A Boele, H.J. de Groot en M.J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.