Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3880

Zaaknummer

R.4020/12.154

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft de ex vriendin van klager bijgestaan in geschillen betreffende alimentatie en omgangsregeling. Cliënte van verweerder heeft tegen klager meerdere aangiften gedaan wegens belaging en bedreiging. Na sepot heeft de cliënte van verweerder een artikel 12 Strafvorderingsprocedure overwogen. In procedures heeft verweerder melding gemaakt van de aangifte van zijn cliënte en van een door de politie opgemaakt proces-verbaal van verhoor van klager. Klacht dat verweerder zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en heeft gepoogd klager in een kwaad daglicht te stellen; voorts dat verweerder zijn cliënte heeft aangemoedigd aangifte tegen klager te doen. In de omstandigheden van het geval acht de raad niet laakbaar dat verweerder in de civiele procedures melding heeft gemaakt van de strafrechtelijke aangiften of een daarin door klager afgelegde verklaring. Niet is komen vast te staan dat verweerder zijn cliënte heeft aangemoedigd strafrechtelijke aangiften dan wel om een 12 Strafvorderingsprocedure aanhangig te maken. Klacht in alle onderdelen ongegrond

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Laatstgenoemde werd bijgestaan door mr. E. advocaat te Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder staat de ex-vriendin van klager bij in geschillen betreffende alimentatie en een omgangsregeling.

2.3    De cliënte van verweerder heeft tegen klager meerdere aangiften gedaan wegens belaging en bedreiging. De aangiften zijn geseponeerd door het Openbaar Ministerie. Hierna heeft verweerder zijn cliënte geadviseerd inzake het mogelijk instellen van een artikel 12 Sv-procedure bij het Gerechtshof te Den Haag.

2.4    Verweerder heeft namens zijn cliënte onder meer een verweerschrift ingediend bij de Rechtbank Den Haag in een procedure betreffende een door klager verzochte uitbreiding van de omgangsregeling. In dat verweerschrift heeft verweerder melding gemaakt van een door zijn cliënte gedane aangifte wegens dreigementen en/of beledigingen.

2.5    In een procedure over de alimentatie heeft verweerder melding gemaakt van een proces-verbaal van verhoor van de politie waarin door klager is verklaard dat hij een bepaald beroep uitoefent.

2.6    Bij brief van 14 april 2012, aangevuld op 23 mei 2012, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a.    verweerder zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en heeft gepoogd klager in een kwaad daglicht te stellen door telkenmale melding te maken van de strafrechtelijke aangiftes die klagers ex-vriendin tegen hem heeft gedaan. Daar klager daarvan is vrijgesproken acht hij de voortdurende verwijzingen daarnaar onnodig grievend en slechts bedoeld om de rechtbank te beïnvloeden;

b.    verweerder zijn cliënte heeft aangemoedigd aangifte tegen klager te doen en daardoor de verhoudingen op scherp stelt en de kans op goed overleg tussen partijen minimaliseert. Daardoor is klager genoodzaakt procedures te voeren die hem onnodig op kosten jagen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt.    

Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. De vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. Ook dient hij gebleken onwaarheden recht te zetten. Voorts dient de advocaat zich te onthouden van nodeloos grievende uitlatingen over de wederpartij van zijn cliënt.    

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Verweerder heeft aangevoerd dat hij in de alimentatieprocedure melding heeft gemaakt van een proces-verbaal dat is opgemaakt in de strafrechtelijke procedure om reden dat in dat proces-verbaal een verklaring van klager is opgenomen omtrent het bestaan van meerdere dienstverbanden, zulks in tegenstelling tot wat klager in de alimentatiezaak had gesteld.

5.3    Wat de zaak over de omgangsregeling betreft heeft verweerder aangevoerd dat zijn insteek eerst is geweest om de ontstane geschilpunten in onderling overleg op te lossen. Daar een oplossing niet mogelijk was, heeft verweerder op verzoek van zijn cliënte een verweerschrift ingediend waarin werd aangegeven dat zijn cliënte geen voorstander was van uitbreiding van de omgangsregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld, aldus verweerder.

5.4    Blijkens het door verweerder overgelegde verweerschrift heeft hij een proces-verbaal van aangifte van – naar de raad aanneemt – bedreiging en/of belediging overgelegd in verband met de stelling dat zich rond het halen en brengen van het kind problemen hadden voorgedaan.

5.5    Onder de vermelde omstandigheden acht de raad het niet laakbaar dat verweerder in de civiele procedures melding heeft gemaakt van de strafrechtelijke aangifte of een daarin door klager afgelegde verklaring.   

Dat verweerder zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten is naar het oordeel van de raad niet gebleken.

5.6    Naar het oordeel van de raad is verweerder gebleven binnen de grenzen van de vrijheid die hem toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen.

5.7    Klachtonderdeel a is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.8    De raad verwijst naar hetgeen bij klachtonderdeel a is overwogen.

5.9    Verweerder heeft aangevoerd dat hij zijn cliënte heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van een artikel 12 Sv-procedure en dat de beslissing over het al dan niet voeren van een dergelijke procedure bij zijn cliënte ligt. Uiteindelijk heeft zij van haar voornemen om een artikel 12 Sv-procedure te voeren afgezien. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn verweer verwezen naar een e-mail van zijn cliënte van 26 april 2012, waarin zij  de stellingen van klager in deze klachtprocedure gemotiveerd weerspreekt.

5.10    Tegenover het door verweerder gevoerde verweer is niet komen vast te staan dat verweerder zijn cliënte heeft aangemoedigd strafrechtelijke aangifte tegen klager te doen dan wel om een artikel 12 Sv-procedure aanhangig te maken.

5.11    Klachtonderdeel b is eveneens ongegrond.

5.12    Voor zover klager in de klacht tevens heeft willen betrekken het verwijt dat verweerder een persoonlijke relatie met zijn cliënte onderhoudt overweegt de raad het volgende.   

Verweerder heeft aangevoerd dat zijn cliënte naar hem is verwezen via een bevriende rechter, alsmede dat hij niet anders dan een advocaat-cliënt relatie met zijn cliënte onderhoudt.   

Niet valt in te zien dat verweerder zich op dit punt heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het betreffende verwijt is dan ook ongegrond.

 

6    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl