Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3200

Zaaknummer

12-27

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende het overleggen van confraternele correspondentie aan de rechter gegrond

Uitspraak

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 12-27

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr. V.

gevestigd te H.

klager

tegen:

mevrouw mr. K.

gevestigd te O.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 februari 2012 met kenmerk [      ], door de raad ontvangen op 15 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1. tot en met 20. zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager en verweerster traden in 2011 beiden namens hun cliënten op als advocaat in een alimentatieprocedure van het gerechtshof te Arnhem.

2.2 Klager diende op 16 juni 2011 in die procedure namens de man een verweerschrift in.

2.3 Op 6 juli 2011 stuurde verweerster een brief naar klager waarin zij verzocht uiterlijk 10 dagen voor de mondelinge behandeling bescheiden aan haar te doen toekomen zoals o.a. salarisspecificaties, IB aangiftes, een WOZ beschikking en andere informatie betreffende de financiële positie van de cliënt van klager. Op diezelfde datum stuurde verweerster een afschrift van die brief naar het gerechtshof Arnhem.

2.4 Eind juli 2011 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerster met het verzoek het gerechtshof te berichten dat zij de  brief introk. Verweerster heeft dit geweigerd.

2.5 Bij brief van 2 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.6 Op 4 oktober 2011 vond bij het hof de mondelinge behandeling in de alimentatieprocedure plaats. Op diezelfde datum is door het kantoor van verweerster een pleitnotitie gefaxt naar het gerechtshof Arnhem. Deze is op enig moment na de mondelinge behandeling toegevoegd aan het dossier.

2.7 Op 15 november 2011 deed het gerechtshof Arnhem uitspraak. . Daarin heeft het hof overwogen geen acht te hebben geslagen op de brief van 6 juli 2011 en de brief met de daaraan gehechte pleitnotitie zoals verzonden na de mondelinge behandeling.

2.8 Op 21 november 2011 diende klager een tweede klacht in tegen verweerster wegens het indienen van een pleitnotitie bij het gerechtshof Arnhem, waarvan klager geen afschrift had ontvangen. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat:

a) verweerster met de brief van 6 juli 2011 zonder toestemming van klager en zonder overleg te hebben gevoerd met de deken, confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht;

b) na de mondelinge behandeling op 4 oktober 2011 een brief van het kantoor van verweerster is binnengekomen bij het Hof met als bijlage een pleitnotitie van verweerster.

4 VERWEER

4.1. Verweerster stelt dat ingevolge het procesreglement door klager in de lopende alimentatieprocedure stukken overgelegd hadden moeten worden. Verweerster heeft klager hierop bij brief van 6 juli 2011 gewezen en een afschrift van deze brief verzonden aan het gerechtshof in de verwachting dat klager aan dat verzoek zou voldoen.

4.2. De pleitnotitie is op 4 oktober 2011 per telefax verzonden vanuit het kantoor van verweerster, omdat zij vanwege een computerstoring haar pleitnotitie niet had kunnen printen. Pas na afloop van de zitting vernam verweerster dat deze was verzonden naar het gerechtshof. Verweerster heeft haar secretaresse opdracht gegeven te bellen naar het hof met het verzoek de verzonden fax en daaraan gehechte pleitnotitie te vernietigen. Blijkens de beschikking van het gerechtshof is dit kennelijk niet gebeurd. Verweerster heeft vervolgens klager opgebeld om haar excuses aan te bieden.

5. BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1. Gedragsregel 12 staat eraan in de weg dat brieven, over en weer gezonden tussen advocaten, openbaar worden gemaakt, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en wanneer dit niet tot een oplossing leidt, zonder het advies van de deken in te winnen.

5.2. Op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is duidelijk dat verweerster zonder overleg te voeren met klager en zonder voorafgaand het advies van de deken in te winnen, de brief van 6 juli 2011 naar het gerechtshof heeft verzonden. Zij heeft dit bewust gedaan in de hoop dat klager zich door de verzending van de brief aan het gerechtshof genoodzaakt zou voelen aan haar verzoek te voldoen. Door dit te doen heeft verweerster gehandeld in strijd met gedragsregel 12. Dit betekent dat klachtonderdeel a gegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.3. Ingevolge gedragsregel 15 is het de advocaat niet toegestaan zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.

5.4.  In de voorliggende situatie is voldoende aannemelijk althans onvoldoende weersproken dat verweerster zich niet direct heeft gericht tot het gerechtshof maar dat de pleitnotitie te harer attentie is verzonden en niet bestemd was voor het dossier. Daarmee is niet komen vast te staan dat verweerster zich zonder medeweten van klager heeft gewend tot het gerechtshof en haar pleitnotitie heeft overgelegd. Dit betekent dat het tweede klachtonderdeel ongegrond is. 

6. MAATREGEL

  In verband met de ernst van het feit acht de raad het opleggen van een maatregel gerechtvaardigd. Nu echter aan verweerster niet eerder een maatregel werd opgelegd volstaat in dit geval een enkele waarschuwing. 

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond

- legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, F.A.M. Knüppe, G.R.M. van den Assum en B.E. van der Molen, leden van de raad en mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.