Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2665

Zaaknummer

11-61 en 62

Inhoudsindicatie

Verweersters handelden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar door klaagster te vragen naar haar thuissituatie, nu klaagster zelf informatie daarover aan het dossier  heeft toegevoegd. Bij het onderzoek naar de vraag of derden onrechtmatig hebben gehandeld jegens klaagster stond het verweersters vrij hun visie op de zaak aan de maatschappelijk werkster van klaagster voor te houden. Het optreden van verweersters getuigt niet van onvoldoende aandacht en interesse voor de zaak van klaagster.

Uitspraak

11-61 en 62

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brieven van 6 juni 2011 en 7 juni 2011 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers namens mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de raad gebracht de klacht van      

      [ ],

      wonende te [ ]

      hierna te noemen klaagster

      tegen

      mr. [ A ],

      advocaat te [ ] en

      mr.[ B  ],

      advocaat te [ ]

      hierna te noemen verweersters

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 november 2011, waar klaagster en verweersters zijn verschenen. De raad heeft met instemming van klaagster en verweersters de klacht gelijktijdig behandeld. Gelet op de onderlinge samenhang van de klacht zal de raad de beoordeling in een beslissing geven.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter en mrs. E. Bige, J. Brouwer, R.P.F. van der Mark en A.S.M. Zweerman–Oude Breuil, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

2. De klacht luidt als volgt. Verweersters hebben niet gehandeld zoals een goed advocaat betaamt, door:

a. te weinig interesse te tonen en zich onvoldoende voor klaagster in te spannen;

b. zich onheus over klaagster en haar familie uit te laten;

c. de maatschappelijk werkster, mevrouw O van MP, te informeren over verweersters’ visie op de zaak van klaagster.

3. Verweersters hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven luidt dit verweer dat hen geen tuchtrechtelijk verwijt past, omdat de communicatie met klaagster aanvankelijk zeer moeizaam verliep, doch toen eenmaal duidelijk was wat de bijstand zou moeten inhouden, aan klaagster voldoende deskundige hulp is verleend. Na van klaagster verkregen toestemming is door mr. B contact gelegd met de maatschappelijk werkster, mevrouw O, in verband met de informatie die zij kon leveren over de omgang tussen het ROC en klaagster, waarmee mogelijk aangetoond kon worden dat de school tekort zou zijn geschoten. Het is niet juist dat er in onheuse bewoording is gesproken over klaagster of haar familie. Verweersters hebben zich voldoende ingespannen ten behoeve van de behartiging van de belangen van klaagster. Dat dit resulteerde in een negatief advies, doet daar niet aan af.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Begin 2009 heeft klaagster zich tot het kantoor waar verweersters beiden werkzaam waren gewend. Aanvankelijk was niet geheel duidelijk op welk vlak klaagster rechtsbijstand zocht. In een gesprek dat is gehouden op 12 maart 2009 werd duidelijk waarvoor klaagster rechtsbijstand verzocht. Klaagster voelde zich onrechtmatig behandeld door drie scholen die zij in het verleden heeft bezocht. Klaagster was er aanvankelijk niet in geslaagd om het praktijkgedeelte van haar opleiding met positief gevolg af te ronden. Nadien slaagde klaagster daarin alsnog. Klaagster is van mening dat de scholen haar onvoldoende hebben begeleid, als gevolg waarvan zij het praktijkgedeelte aanvankelijk niet met positief gevolg kon afsluiten. Klaagster heeft later het praktijkgedeelte namelijk wel voldoende afgerond, waaruit zou blijken dat de begeleiding onvoldoende is geweest.

Nadat duidelijk was waarvoor klaagster de hulp van verweersters inschakelde, hebben verweersters het inmiddels zeer omvangrijke en aanwassende dossier bestudeerd. Op enig moment heeft verweerster B, na daartoe verkregen toestemming van klaagster, contact gezocht met de maatschappelijk werkster die klaagster begeleid heeft tijdens haar opleiding en klaagster heeft ondersteund in gesprekken met de scholen. Naar inschatting van verweersters was dit contact noodzakelijk in het kader van de beoordeling van de vraag of de scholen zich (on)voldoende hadden ingespannen voor klaagster en daardoor mogelijk onrechtmatig zouden hebben gehandeld.

In het gesprek dat met de maatschappelijk werkster is gevoerd, is aan de orde gekomen of er omstandigheden, in de persoon van klaagster gelegen, waren die het behalen van het diploma zouden hebben belet.

Verweerster hebben voorts bij de stukken een schriftje van klaagster aangetroffen, waarin klaagster persoonlijke overpeinzingen aan het papier heeft toevertrouwd. Verweersters zijn van mening dat het schriftje een zorgwekkend beeld gaf van de situatie van klaagster en hebben klaagster naar de inhoud van het schriftje en in het bijzonder haar thuissituatie gevraagd.

Verweersters hebben uiteindelijk in een gesprek op 26 mei 2009 aan klaagster medegedeeld dat zij van mening zijn dat er geen sprake is van een door de scholen begane onrechtmatige daad en dat zij geen aanleiding zagen klaagster nog nader bij te staan.

Aan klaagster zijn geen kosten voor de door verweersters verleende rechtsbijstand in rekening gebracht. Er is geen toevoeging aangevraagd.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt. De raad zal de drie klachtonderdelen gezamenlijk bespreken, nu deze onderling samenhangend zijn.

Toen klaagster zich tot verweersters wendde, was aanvankelijk niet duidelijk waarvoor zij rechtsbijstand zocht. Verweersters hebben het verzoek van klaagster in de eerste plaats helder geformuleerd en afgebakend ten opzichte van andere kwesties die speelden, maar waarvoor klaagster reeds bijstand van derden genoot. Verweersters hebben het omvangrijke dossier dat klaagster heeft overgelegd bestudeerd en met haar besproken. Verweersters hebben aan klaagster toestemming gevraagd te mogen spreken met de maatschappelijk werkster die klaagster in haar opleidingsperiode heeft begeleid. In het gesprek met de maatschappelijk werkster dat er toe diende om informatie te verkrijgen en om vast te kunnen stellen of een actie uit onrechtmatige daad mogelijk succesvol zou kunnen zijn, zijn alle ter zake doende omstandigheden besproken. Voorstelbaar is dat verweersters hun visie op de zaak hebben getoetst aan de hand van informatie die de maatschappelijk werkster naar voren bracht. Dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.

Verweersters hebben aan klaagster in een gesprek uitvoerig uiteengezet onvoldoende grond te zien om een schadevergoeding van de scholen te vorderen op grond van een jegens klaagster begane onrechtmatige daad. In dit gesprek is informatie uit het schriftje en meer in het bijzonder klaagsters thuissituatie eveneens aan de orde gekomen. Het kan verweersters niet worden verweten dat zij klaagster deze informatie hebben voorgehouden, nu klaagster het schriftje zelf bij de stukken heeft gevoegd en daardoor kenbaar maakte dat deze informatie mogelijk van belang was.

Ook overigens is niet gebleken dat verweerster onvoldoende zorg en aandacht aan de zaak of de persoon van klaagster hebben besteed.

Het voorgaand leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2012. 

Voorzitter     Griffier