Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3275

Zaaknummer

M 36-2012

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft gemaakte prijsafspraken niet schriftelijk vastgelegd waardoor na intrekking van het hoger beroep door het Openbaar Ministerie misverstanden en onduidelijkheden zijn ontstaan omtrent de declaratie. Niet tegenstaande dit feit heeft verweerder zich onverkort en zonder overleg met klager op het standpunt gesteld dat er geen reden was voor terugbetaling. Daardoor heeft hij niet de nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden in acht genomen die van hem mocht worden verwacht.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel van schorsing voor de duur van één week en openbaarmaking ex art 48 lid 3.

Uitspraak

 

Beslissing van 27 augustus 2012

in de zaak M36-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

 

klager

 

tegen:

 

B.

 

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 30 januari 2012 met kenmerk DOK 6993, door de raad ontvangen op 31 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft kennis genomen van het klachtdossier.

 

2                FEITEN

2.1       Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Een kantoorgenoot van verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak in eerste aanleg. Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Arnhem d.d. 9 oktober 2008 werd klager vrijgesproken. Door het Openbaar Ministerie is hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Ter zake dit hoger beroep is aan klager op 25 november 2008 een factuur verzonden ten bedrage van € 35.000,- exclusief btw, welk bedrag door klager is voldaan. Bij brief van 9 februari 2010 heeft het Openbaar Ministerie klager medegedeeld dat het hoger beroep is ingetrokken. Na intrekking van het hoger beroep heeft klager verzocht om restitutie van het betaalde bedrag. Verweerder weigert het bedrag aan klager terug te storten.

2.2     Bij brief van 19 oktober 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:

a.   Verweerder gedraagt zich niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij weigert een bedrag van € 41.650,= te restitueren dat aan hem betaald is voor de behandeling van een hoger beroep in een strafzaak. De zaak is niet doorgegaan omdat Openbaar Ministerie het appel heeft ingetrokken.

 de rechter heeft in een procedure ex art. 591a van het Wetboek van Strafvordering de kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat de kosten voor rechtsbijstand niet toereikend gespecificeerd waren en niet helder was of klager in privé of diens vennootschap betaald had.

4                VERWEER

ad. a.  De opdracht was om een “zuivere vrijspraak” te krijgen op het door het Openbaar Ministerie ingestelde beroep. Na intrekking van het hoger beroep werd het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk en is aan de opdracht voldaan. Klager was immers vrijgesproken. Het betrof een vaste prijsafspraak, geen voorschotbedrag, voor goede en kwade kansen.

ad b     Verweerder betwist het verzoek onvoldoende te hebben onderbouwd.

 

5                BEOORDELING

klachtonderdeel a

De door klager overgelegde factuur houdt – voor zover van belang – het  volgende in:

(…) Hierbij declareren wij u conform prijsafspraak € 35.000,= inzake X. / hoger beroep (…).

Uit de brief d.d. 27 september 2011 van verweerders voormalig kantoorgenoot mr. P. volgt voorts dat  in diens optiek de vaste prijsafspraak met klager door verweerder werd gemaakt voor rechtsbijstand in appel en dat de tegenprestatie daarvoor was dat deze rechtsbijstand ook zou worden verleend. Verweerder heeft dit betwist. Voorts heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat door hem wel degelijk rechtsbijstand is verleend in de procedure in appel bestaande uit werkzaamheden met betrekking tot de overdracht van het dossier alsmede gevoerde procedures ex artikel 591a en artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.

Hoewel de raad het argument van verweerder dat prijsafspraak tevens zag op de behandeling van de schadevergoedingsverzoeken op voorhand niet aannemelijk acht gelet op de inhoud van de betreffende factuur, de brief van mr. P en het feit dat verweerder dit pas ter zitting naar voren heeft gebracht is het niet aan de raad om hierover te beslissen. De uitleg van een betalingsgeschil is aan de civiele rechter voorbehouden. De klacht zal op dat onderdeel dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Dat sprake is van een civielrechtelijk geschil betekent echter niet dat het optreden van de advocaat daarbij niet tuchtrechtelijk kan worden getoetst. In dit verband overweegt de raad dat een advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Hij dient er voor zorg te dragen dat tussen hem en zijn cliënt duidelijkheid bestaat met betrekking tot hun onderlinge financiële afspraken. Waar nodig dient hij belangrijke afspraken ter voorkoming van misverstanden en geschil, schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Bovendien dient de advocaat zich zo te gedragen, dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.

De Raad stelt vast dat de met verweerder gemaakte prijsafspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd en dat daardoor na intrekking van het hoger beroep door het Openbaar Ministerie misverstanden en onduidelijkheden zijn ontstaan. Niet tegenstaande dit feit heeft verweerder, nadat zich de voor partijen onverwachte situatie voordeed dat het appel door het Openbaar Ministerie werd ingetrokken, onverkort en zonder overleg met mr. P. en met klager op het standpunt gesteld dat geen reden aanwezig was tot (gehele of gedeeltelijke) terugbetaling van het door klager betaalde bedrag. Het standpunt van verweerder dat het aan klager in rekening gebrachte en door klager betaalde bedrag was afgesproken voor goede en kwade kansen, ook indien zich de situatie zou voordoen dat geen werkzaamheden behoefden te worden verricht, vindt geen steun in hetgeen door verweerder is aangevoerd en is strijdig met de inhoud van de brief van 27 september 2011 van zijn voormalige kantoorgenoot mr. P. De omstandigheid dat verweerder eerst ter zitting heeft gesteld dat in de appelfase wel degelijk werkzaamheden zijn verricht middels overdracht van de zaak door mr. P. aan verweerder respectievelijk een kantoorgenoot van verweerder en middels de procedure tot schadevergoeding, doet hieraan niet af. Door te handelen als vooromschreven, heeft verweerder niet de nauwgezetheid en de zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden in acht genomen, noch zich zodanig gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. De klacht zal op dit onderdeel gegrond verklaard worden.

 

 

 

 

Klachtonderdeel b

Dat het verzoek ex-artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering is afgewezen vanwege een gebrekkige kwaliteit van dienstverlening door verweerder is, gelet op de uiteenlopende verklaringen van klager en verweerder, onvoldoende komen vast te staan. De raad neemt daarbij mede in overweging dat klager ter zitting heeft verklaard dat de verzekeraar van klager een deel van de kosten op zich heeft genomen en dat afwijzende beslissing deels is gebaseerd op het feit dat onvoldoende is komen vast te staan dat de kosten van rechtsbijstand geheel ten laste van klager komen. Nu niet blijkt dat de verweten gedraging zich heeft voorgedaan, zal de klacht op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 

 

6         MAATREGEL

                 De raad acht gelet op de aard en de ernst van de klacht de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week, passend en geboden.  De raad neemt daarbij in aanmerking de van verweerder bekende documentatie en zal openbaarmaking bepalen in de zin van artikel 48 Advocatenwet, zoals hierna beslist.

 

7       BESLISSING

De raad verklaart:

-          klachtonderdeel a niet ontvankelijk voor zover dit ziet op het betalingsgeschil tussen klager en verweerder;

-          klachtonderdeel a voor het overige gegrond;

-          klachtonderdeel b ongegrond;

 

De raad:

-          legt op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 1 week en bepaalt dat de schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

-           draagt de Deken van de Orde van Advocaten in het             arrondissement Maastricht op om de aan verweerders   opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te          maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, Th. Kremers, A.A. Freriks, en R.G.A.M. Theunissen leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

27 augustus 2012 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                   

 

                                                                              

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-                      klager

-                      verweerder

-                     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-                      de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl.