Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3687

Zaaknummer

H 11 - 2012

Inhoudsindicatie

De passages “Feitelijk is het gedrag van klaagster geheel en al klachtwaardig, bemoeizuchtig, oncollegiaal en asociaal te noemen” en “Het indienen van een dergelijke klacht tekent het onvermogen van klaagster om normale intermenselijke reacties te produceren.”en “gelet op haar weerzin voor het geven van les aan leerlingen van de beroepsgerichte unit (…)” zijn onnodig grievend.

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 3 december 2012

     in de zaak H11 -2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 maart 2012 op de klacht van:

 

                                       

A.

 

klaagster

 

tegen:

 

B.

 

verweerder

 

 

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 6 februari 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 februari 2012 is verzonden aan klaagster.

1.2         Bij brief d.d. 10 februari 2012, door de raad ontvangen op 14 februari 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 8 oktober 2012. Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klaagster d.d. 10 februari 2012;

          -      de nagekomen brief van klaagster d.d. 5 september 2012 met bijlage “X”;

          -      de nagekomen brief van verweerder d.d. 20 september 2012.

 

  

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Verweerder heeft de wederpartij van klaagster bijgestaan in procedures die hebben geleid tot het ontslag van klaagster, alsmede inzake de door klaagster tegen de cliënten van verweerder ingediende klachten.

2.2         Klaagster heeft een verslag in boekvorm geschreven naar aanleiding van deze zaak. Klaagster heeft bij brief van december 2011 een afschrift van dit verslag aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch gestuurd, daarbij stellende dat zij hoopte dat de deken in dit verslag aanleiding zag om met betrekking tot het optreden van verweerder als advocaat van de Z. een aantal zaken bij deze advocaat aan de orde te stellen.

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt in dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, omdat hij zich als advocaat van de wederpartij bedient van leugens en zich bovendien ten opzichte van klaagster kwetsend uitlaat.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter omdat verweerder wel heeft gelogen en de opmerkingen wel degelijk kwetsend waren.

 

 

 

 

4               BEOORDELING

Verzet

4.1         De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing terecht overwogen dat de klacht ziet op het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder in diens taakuitoefening van advocaat van de wederpartij feitelijke gegevens naar voren heeft gebracht waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat deze onjuist waren. Naar het oordeel van de raad is klaagster er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat verweerder zich heeft bediend van leugens.

4.3         Anders dan de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder zich wel heeft bediend van onnodig grievende bewoordingen. Blijkens de overgelegde stukken heeft verweerder gesteld: “Feitelijk is het gedrag van klaagster geheel en al klachtwaardig, bemoeizuchtig, oncollegiaal en asociaal te noemen” en “Het indienen van een dergelijke klacht tekent het onvermogen van klaagster om normale intermenselijke reacties te produceren.” In verweerders verweerschrift dat hij heeft ingediend bij de Y. is voorts de volgende zinsnede opgenomen: “gelet op haar weerzin voor het geven van les aan leerlingen van de beroepsgerichte unit (…)”.

4.4         Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet dan wel onvoldoende gemotiveerd waarom het in het kader van het behartigen van de belangen van zijn cliënte noodzakelijk was om dergelijke scherpe bewoordingen te bezigen. De raad is van oordeel dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten.

4.5         Derhalve is de raad van oordeel dat het verzet gegrond moet worden verklaard.

Klacht

4.6         Uit het bovenstaande volgt dat de raad van oordeel is dat de klacht, voor zover betrekking hebbend op de grievende uitlatingen alsnog gegrond moet worden verklaard.

 

MAATREGEL

5.1     De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-          verklaart het verzet gegrond;

-          verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2012 van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2012

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           verweerder

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl