Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2619

Zaaknummer

B210-2011

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, mede gelet op de aan de advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 maart 2012

in de zaak B210-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

X

 

klager

 

tegen:

 

Y

 

 

verweerster

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 3 november 2011 met kenmerk C heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement D de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2012 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

   - de stukken die de deken aan de raad heeft toegestuurd bij voormelde brief.

 

 

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Bij brief van 13 september 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.2         De in die brief neergelegde klacht behelst het volgende.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.       Verweerster ten onrechte gebruik maakt van aan haar cliënte mevrouw B verstrekte toevoegingen.

2.       Verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door gebruik te maken van een rapportage van een psychotherapeute en door kantoorgegevens aan kantoorgenoten te openbaren.

3.       Verweerster deze psychotherapeute als getuige opvoert terwijl zij (de therapeute) had aangegeven niet als getuige te willen optreden.

4.       Verweerster heeft getracht de rechtbank te misleiden door in een conclusie van antwoord, genomen in een procedure tussen klager en mevrouw B, de zinsnede op te nemen: “verder wijst B er op dat zij nimmer fl. 125.000,-- van [klager] heeft ontvangen. Het is voor B ook onbekend waar dat bedrag betrekking op heeft en hoe (de hoogte van) dat bedrag tot stand is gekomen.”

5.       Verweerster in de procedure een brij aan irrelevante en twijfelachtige producties heeft overgelegd, waarmee zij de rechtbank eveneens tracht te misleiden.

6.       Verweerster heeft aangeboden een tegen klager als verdachte opgemaakt strafdossier te overleggen terwijl klager al was vrijgesproken.

7.       Verweerster zich in de conclusie van antwoord in conventie nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten.

8.       Verweerster nalaat pogingen tot een schikking te doen.

9.       Verweerster heeft verzuimd de rechtbank en klager mede te delen dat een tegen klager door mevrouw B gedane aangifte was ingetrokken.

 

 

4                VERWEER

4.1         Ad 1

Verweerster heeft grotendeels gewerkt in dossiers waarin de toevoeging reeds was afgegeven. De toevoeging wordt voorts verleend aan de cliënt en

niet aan de advocaat. Op basis van de door de cliënt verstrekte gegevens heeft de raad voor rechtsbijstand de toevoeging verleend. Het is niet de taak van de advocaat om die gegevens verder te controleren.

4.2         Ad 2 en 3

Het staat verweerster vrij om met kantoorgenoten te overleggen. Het rapport is niet in de procedure overgelegd en de therapeute is niet opgeroepen als getuige.

4.3         Ad 4

Verweerster heeft de behandeling van de zaak pas overgenomen nadat de conclusie van antwoord was ingediend door een andere advocaat. Verweerster kan dan ook geen verwijt worden gemaakt van de inhoud van dit stuk.

4.4         Ad 5

In de klacht is niet te lezen welke ingediende documenten vervalst of twijfelachtig zouden zijn zodat het voor verweerster onmogelijk is om op deze klacht te reageren.

4.5         Ad 6

Het strafdossier was eventueel nodig ter staving van een beroep op art. 3:44 BW.

4.6         Ad 7

De conclusie van antwoord is niet door verweerster opgesteld.

4.7         Ad 8

Op het moment dat verweerster bij de zaak betrokken raakte waren er al twee door klager opgestarte procedures aanhangig. Schikken was toen niet meer aan de orde.

4.8         Ad 9

Zodra verweerster bekend was met de intrekking van de aangifte heeft zij dat doorgegeven.

 

5                BEOORDELING

5.1         De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2         Klachtonderdeel 1

De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor klager als wederpartij van de cliënte van verweerster is het niet relevant of zij al dan niet procedeert op basis van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Om die reden is klager in dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk.

 

5.3         Klachtonderdelen 2 en 3

Ook in het geval dat de geheimhoudingsplicht zich wel zou uitstrekken over de rapportage zou het verweerster vrijstaan om de rapportage te bespreken met haar kantoorgenoten,nu op die kantoorgenoten tevens een geheimhoudingsplicht rust zodat de vertrouwelijkheid is gewaarborgd. Niet is gebleken dat het rapport in de procedure is overgelegd noch dat de therapeute is opgeroepen als getuige. De klachtonderdelen 2 en 3 moeten dan ook ongegrond worden verklaard.

 

5.4     Klachtonderdeel 4

Verweerster heeft onweersproken gesteld dat niet zij, maar een kantoorgenoot de betreffende conclusie van antwoord heeft ingediend. Verweerster kan dan ook geen verwijt worden gemaakt ter zake de inhoud van die conclusie. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

5.5     Klachtonderdelen 5 en 6

De raad is van oordeel dat klager zijn stelling dat verweerster in de procedure een brij aan irrelevante en twijfelachtige producties heeft overgelegd, onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zodat dit niet is komen vast te staan. Gegeven de in overweging 5.1 aan de advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid stond het verweerster vrij om aan te bieden een tegen klager als verdachte opgemaakt strafdossier te overleggen. De raad is derhalve van oordeel dat de klachtonderdelen 5 en 6 ongegrond zijn.

              5.6     Klachtonderdeel 7

Verweerster heeft onweersproken gesteld dat niet zij, maar haar kantoorgenoot, de gewraakte conclusie van antwoord heeft ingediend. Verweerster kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daarin – naar de mening van klager – opgenomen grievende opmerkingen. Dit onderdeel van de klacht is dan ook eveneens ongegrond.

              5.7     Klachtonderdeel 8

Verweerster raakte pas bij de behandeling van de zaak betrokken toen de gerechtelijke procedures reeds aanhangig waren. Kennelijk zag verweerster geen dan wel onvoldoende aanleiding om een schikkingspoging te doen. Daarvan kan verweerster, mede gelet op de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad is derhalve van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

              5.8     Klachtonderdeel 9

Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij, zodra zij op de hoogte was van het feit dat de aangifte was ingetrokken, de advocaat van klager hiervan op de hoogte heeft gesteld. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster op dit punt kan worden gemaakt zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

              5.9     De raad komt tot de slotsom dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard in klachtonderdeel 1 en dat de klachtonderdelen 2 tot en met 9 ongegrond moeten worden verklaard.

 

 

          BESLISSING

De raad van discipline:

                 verklaart klager niet ontvankelijk in klachtonderdeel 1 en verklaart de klacht in alle overige onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J. van den Dries, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2012.

 

          mr. Th.H.G. van de Langenberg                                 mr. P.M. Knaapen,

          griffier                                                                          voorzitter                                                                              

 

 

Deze beslissing is in afschrift op    20 maart 2012  per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld. Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl