Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2726

Zaaknummer

B71-2011

Inhoudsindicatie

Hoewel het beter was geweest indien de brieven aan klager met wat meer distantie en met een gematigder woordkeuze waren geschreven, geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Niet komen vast te staan dat klager in diskrediet is gebracht.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 mei 2012

in de zaak B 71-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

mr. A

 

klager

 

tegen:

mr. B

 

verweerder

gemachtigde: mr. C.

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief van 28 maart 2011 met kenmerk D heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda de klacht van 9 juni 2010 , ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klager en gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          het klachtdossier;

-          een faxbrief d.d. 13 februari 2012 van mw. M, namens verweerder;

-          een faxbrief d.d. 6 december 2011 van mw. M., namens verweerder, met daarbij een verklaring van drs. R.;

-          een brief van klager d.d. 13 september 2011 met bijlagen.

 

 

2               FEITEN

2.1         Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft een voormalig compagnon van klager bijgestaan in de afwikkeling van een geschil waarbij een of meer [persoonlijke] vennootschappen van beide partijen zijn betrokken. Bij e-mail van 31 mei 2010 heeft verweerder onder meer het volgende aan klager geschreven:

“Zoals bekend ben ik benaderd door uw voormalige medevennoot in X N.V. om haar [indirect: hem] bij te staan in de afwikkeling van een betreurenswaardig conflict. (….) Namens X wil ik benadrukken dat een oplossing in der minne uiteraard de voorkeur geniet. Voor een oplossing in der minne is vanzelfsprekend vereist dat van uw kant erkenning plaatsvindt van de noodzaak tot vereffening in beide aangeroerde kwesties, zodat ik eerst die vraag aan u voorleg, zonder nu alle vereffeningszaken volledig te specificeren, hetgeen namelijk direct tot een zelfde –reeds onderling gevoerde- discussie gaat leiden. Gelet op uw tot dusverre geuite opvattingen ga ik er voorshands van uit dat u met betrekking tot beide kwesties echter een afwijzend standpunt zult [blijven] innemen en zelfs ook niet om redenen van zakelijke aard [sans préjudice] enig voorstel zult doen. (…) In dat geval zal ik beide kwesties alsdan zo spoedig mogelijk voorleggen aan de rechter of arbiter. (…)Voor de helderheid denk ik, dat ik als van u niet uiterlijk woensdagochtend 10.00 uur aanstaande een reactie is ontvangen die kort gesteld inhoud dat u (….) bereid bent serieus te overwegen de twee genoemde punten te vereffenen, mag aannemen dat u deze bereidheid ook niet meer zult hebben. Ik zal me dan zo spoedig mogelijk wenden tot een forum, eventueel in onderling overleg”.

Hierop heeft klager bij e-mail van 1 juni 2010, verweerder verzocht om te verduidelijken voor wie hij exact optrad met betrekking tot de aangeroerde kwestie aangaande de N.V. en de kwestie over 2007, voorts om een kopie van een brief toe te zenden die anders dan gesteld niet was bijgevoegd, verder een nadere onderbouwing te geven met betrekking tot de twee vragen waarvan zijnerzijds erkenning werd verwacht en tot slot duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot gestelde termijnen. Bij e-mail van 1 juni 2010 heeft verweerder hierop – voor zover van belang - het volgende geantwoord:

“Ik denk dat u mijn brief goed genoeg begrepen heeft, daarvoor bent u namelijk kundig genoeg. Ik vroeg om enig commitment ter zake een redelijke oplossing, maar u geeft me een afwijkend antwoord, geheel in uw stijl die ik zie in uw andere schrijvens. Niet oplossingsgericht, eerder conflicterend, maar in elk geval ontwijkend. (…) ik stel vast dat u niet voornemens bent de aangezwengelde twee zaken op te lossen. Ik vroeg u mij dit morgenvroeg om 10.00 uur te melden maar u bent nu al zover. Uw formele vragen ga ik dus beantwoorden in de procedure. Mij was door derden [niet cliënten] al een dergelijke reactie voorspeld en voorts zie ik dat u –zoals vaker- niet klip en klaar antwoord geeft. In elk geval op de F kwestie lijkt het me dat uw huidige vennoten hier weinig vertrouwen uit zullen putten. Ik hoop dat zij niet de volgende zijn die zaken onthouden worden in de samenwerking.”

2.2     Bij brief van 9 juni 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder .

 

3               KLACHT

3.1         De klacht houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Verweerder heeft zich zodanig gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur en zijn eigen beroepsuitoefening ernstig wordt geschaad. Verweerder weigert klager te informeren namens welke [rechts]persoon hij concreet optreedt, waarbij klager de brieven van 31 mei 2010 en 1 juni 2010 van verweerder als onnodig grievend ervaart.

4               VERWEER

4.1         Beide brieven zijn geschreven om een schikking te bewerkstelligen. Klagers vragen zijn door toezending van een conceptdagvaarding op 23 juni 2010 binnen enkele dagen beantwoord. Doordat hij had vermeld op te treden voor diens voormalig medevennoot in X NV, wist klager heel goed voor wie verweerder optrad, ook omdat hij zelf wel wist met wie hij een conflict had. De verwijzing naar “derden” is gebruikt om duidelijk te maken dat deze informatie niet afkomstig was van de wederpartij en derhalve om de vrede tussen beiden te bewaren. De informatie is door verweerder zelf opgedaan uit andere zaken waarin klager advocaat van de wederpartij was. Er is geen inhoudelijke informatie aan derden prijsgegeven.

 

5.             BEOORDELING

5.1     Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

De raad verwerpt het standpunt van  klager dat de klacht moet worden beschouwd in het licht van het feit dat verweerder hem als privé persoon heeft aangeschreven  en – zo begrijpt de raad – derhalve een andere, zwaardere maatstaf dient te gelden. De bijzondere aard van het beroep van advocaat brengt met zich mee dat klager ook in privé in staat moet worden geacht een dergelijke brief op juridische relevantie en met zakelijkheid te kunnen interpreteren, zodat verweerder in dat opzicht jegens klager geen verdergaande zorgvuldigheid behoefde te betrachten dan wanneer hij klager in zijn hoedanigheid van advocaat had aangeschreven.

          De raad overweegt voorts dat uit de e-mail van verweerder van 31 mei 2010 blijkt dat deze, alvorens in een inhoudelijke discussie te treden, van klager wenste te vernemen of bij hem nog bereidheid bestond om de afhandeling van het geschil in der minne te regelen. Dat verweerder daarin tevens schrijft er al op voorhand vanuit te gaan dat die bereidheid bij klager niet bestaat, acht de raad niet erg gelukkig en inadequaat bij het streven naar een minnelijke oplossing van het geschil. Hetzelfde geldt voor verweerders woordkeuze in zijn e-mail van 1 juni 2010. De mededeling van verweerder dat de van klager ontvangen reactie hem al door derden was voorspeld, acht de raad onnodig en bij uitstek geschikt om de wederpartij te prikkelen. Verweerder had er naar het oordeel van de raad beter aan gedaan zijn brieven aan klager met wat meer distantie en met een gematigder woordkeuze te schrijven. Naar het oordeel van de raad is echter geen sprake van onnodig grievende uitlatingen waarmee de aan verweerder toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen is overschreden.  De raad neemt daarbij in aanmerking dat sprake was van een reeds langlopend conflict tussen advocaten waarvan de gehele toedracht aan klager als partij daarbij, bekend kon worden verondersteld. Dat verweerder klagers reactie op zijn brief van 31 mei 2010 heeft uitgelegd als formeel en ontwijkend, alsmede als vragen naar de bekende weg, acht de raad niet  onbegrijpelijk. Als direct betrokkene bij het geschil moet voor klager duidelijk zijn geweest voor wie verweerder optrad. Dat verweerder met derden over klager heeft gesproken en hem daarbij in diskrediet heeft gebracht, is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

         Ook voor het overige zijn de klachten van onvoldoende gewicht om onder de werking van het tuchtrecht te vallen.

         De klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

 

6.        BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr . M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J. van den Dries, E.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in aanwezigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op     14 mei 2012       per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl