Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:18

Zaaknummer

82/12

Inhoudsindicatie

Het advocatentuchtrecht geldt ook voor de deken. Slechts indien hij zich in die hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, kan hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. In casu heeft de deken zijn toezichthoudende taak uitgeoefend en heeft daarbij geen grenzen overschreden. Klacht kennelijk ongengrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak 82/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ], bestuurder van de Stichting [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden

verweerder

 

Klaagster heeft bij brief van 1 mei 2012 met bijlagen, gericht aan het bureau van de Nederlandse orde van advocaten te Den Haag, een klacht ingediend tegen verweerder. Deze brief is doorgestuurd naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G., die deze bij brief van 4 mei 2012 heeft doorgezonden naar de griffier van de raad van discipline in het ressort L. met het verzoek bij voorzittersbeslissing een deken aan te wijzen die met de instructie dient te worden belast.

Vervolgens heeft de voorzitter van de raad van discipline bij beslissing van 10 mei 2012 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G. aangewezen voor instructie van de klacht tegen verweerder.

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G. van 3 augustus 2012 met kenmerk 011/012 KG 062, door de raad ontvangen op 6 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Bij brief d.d. 25 januari 2012 heeft mr. A., advocaat te N., het bureau van de orde van advocaten Noord Nederland erop geattendeerd dat een zekere mr. V. en mr. R., verbonden aan een stichting waarvan klaagster bestuurder is, zich afficheerden als advocaat.

1.3    Uit een door de adjunct-secretaris ingesteld onderzoek is gebleken dat in het toekomstig arrondissement Noord Nederland genoemde mr. V. niet als advocaat bekend is evenmin als genoemde mr. R. Verweerder heeft hiernaar onderzoek gedaan omdat het vermoeden bestond dat er sprake was van personen die zich ten onrechte afficheerden als advocaat. Verweerder heeft op 2 februari 2012 de stichting waarvan klaagster bestuurder is erop gewezen dat het niet toegestaan is zich uit te geven voor advocaat en dat zulks strafbaar is gesteld in artikel 435 W.v.Sr. Deze brief is ter attentie van mevrouw V. en mevrouw R. gezonden. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder onjuist handelt en een persoonlijke vete uitvecht tussen hem en medewerkers en advocaten die verbonden zijn aan de stichting waarvan klaagster bestuurder is. Voorts verspreidt verweerder laster en smaad en maakt hij misbruik van nevenfuncties zoals die van plaatsvervangend voorzitter bij Thuiszorg V.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Nadat verweerder had kennis genomen van de brief van mr. A. met bijlage waaruit bleek dat een zekere mr. V. en mr. R., verbonden aan de stichting waarvan klaagster bestuurder is, zich uitgeven als advocaat, heeft hij vastgesteld dat deze beide vermeende advocaten niet konden worden terug gevonden op het tableau. Verweerder heeft de stichting (t.a.v. de vermeende mrs. R. en V.) aangeschreven bij brief van 2 februari 2012, waarna verweerder de stichting (eveneens t.a.v. de vermeende mrs. R. en V.) nogmaals heeft aangeschreven bij brief d.d. 20 februari 2012. Conform het door het landelijk dekenberaad afgesproken beleid, is het dossier vervolgens ter hand gesteld aan het bureau van de Nederlandse orde van advocaten in Den Haag. Verweerder heeft gehandeld uit hoofde van de hem opgedragen toezichthoudende taak en heeft verder op geen enkele wijze klachtwaardig dan wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Van het uitvechten van een persoonlijke vete tussen verweerder en medewerkers dan wel advocaten van de stichting waarvan klaagster bestuurder is, is geen sprake. Verweerder kent de stichting niet, noch haar medewerkers, noch haar vermeende advocaten, zodat er van een persoonlijke vete geen sprake kan. Ook van het verspreiden van smaad en laster is geen sprake. Voorts ontkent verweerder dat hij de door klaagster genoemde nevenfunctie bekleedt. Overigens, als dat wel het geval zou zijn, dan beïnvloedt dat zijn handelwijze als deken in de onderhavige zaak op geen enkele manier.

 

4    BEOORDELING

4.1    Volgens vast jurisprudentie van het hof van discipline blijft het advocatentuchtrecht gelden ook voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur word ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar die maatstaf dient het optreden van verweerder te worden beoordeeld.

4.2    Uit een brief van mr. A. d.d. 25 januari 2012 blijkt dat een zekere mr. V. zich positioneert als advocaat, verbonden aan de stichting waarvan klaagster bestuurder is. Volgens de correspondentie zou deze bestuurder inzage willen krijgen in het jeugd gezondheidsdossier van haar zoon over wie zij niet het ouderlijk gezag heeft. Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel, dat zich bij de stukken bevindt, is gebleken dat klaagster zelf bestuurslid is van bedoelde stichting. Uit het uittreksel blijkt dat de stichting zich -kort samengevat- bezighoudt met het begeleiden en ondersteunen van ouders en kinderen in jeugdzaken Op het tableau van de Nederlandse orde is bedoelde mr. V. niet als advocaat terug te vinden.

4.3    Voorts blijkt uit de door mr. A. bij zijn brief van 25 januari 2012 meegezonden correspondentie, dat de zaak van klaagster in behandeling is bij mrs. R. en V., advocaten, verbonden aan bedoelde stichting. De brief van 5 januari 2012 van genoemde stichting heeft als logo “advocaten en juristen” en is geschreven door of namens de advocaten mrs. V. en R. Beide personen zijn niet op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten terug te vinden.

4.4    Gelet op de toezichthoudende taak van verweerder kan in het geheel niet gesteld worden dat verweerder de grenzen van hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt heeft overschreden. Verweerder heeft enkel zijn toezichthoudende taak uitgeoefend. Van enigerlei persoonlijke vete tussen verweerder en personen, verbonden aan genoemde stichting, is in het geheel niet gebleken; evenmin van verspreiding van laster en smaad door verweerder. Ook is niet gebleken dat verweerder misbruik heeft gemaakt van nevenfuncties. De klacht mist dan ook feitelijke grondslag en is kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af..

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 3 september 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op       september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

 

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.