Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2714

Zaaknummer

12-58

Inhoudsindicatie

Klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster heeft de belangen van haar cliënte mogen en moeten behartigen op de wijze waarop zij dat gedaan heeft. Gesteld noch gebleken is dat zij niet in opdracht van haar cliënte heeft gehandeld.

Uitspraak

 12-58

 BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

klager

tegen: verweerster

advocaat te [plaats]

1.

Bij brief van 30 oktober 2011heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht,

de heer mr. L.J. Böhmer.

De deken heeft de klacht onderzocht. Nadat hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de door klager ingediende klacht heeft de deken bij brief van 17 april 2012, ontvangen op 18 april 2012, de klacht alsmede het klachtdossier ter kennis van de raad van discipline gebracht.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op de klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerster dat zij:

a. als advocate van de wederpartij, voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een alimentatiekwestie, heeft aangedrongen dat (de advocaat van) klager tijdig met de onderbouwing zou komen van zijn verweer tegen de alimentatievaststelling.

b. namens haar cliënte executoriaal derdenbeslag heeft gelegd.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is gehuwd geweest.

Verweerster staat de ex-echtgenote van klager als advocaat terzijde.

Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank waarbij is bepaald dat hij alimentatie aan zijn ex-echtgenote moet betalen.

Verweerster heeft voorafgaand aan de zitting waarop de door klager aan zijn ex-echtgenote te betalen alimentatie zou worden behandeld er bij de advocaat van klager op aangedrongen dat klager tijdig stukken ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij geen draagkracht heeft, zou overleggen.

Direct voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het hoger beroep hebben klager en zijn ex-echtgenote in aanwezigheid van hun advocaten een regeling getroffen, welke regeling is vastgelegd in de beschikking van het hof.

5.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Meerdere malen heeft klager getracht verweerster er van te overtuigen dat hij gezien de hoogte van zijn schulden en de negatieve winst uit zijn onderneming niet in staat was alimentatie aan zijn ex-echtgenote te betalen en heeft hij verweerster gewezen op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hij heeft haar zijn gebruikersnaam en wachtwoord verstrekt van zijn boekhoudprogramma zodat zij kennis kon nemen van de winst- en verliesrekeningen van zijn bedrijf van vele jaren. Uiteindelijk heeft hij haar ook een hard copy van zijn boekhouding aangereikt. Aldus heeft hij volledige opening van zaken willen verstrekken. Desondanks heeft verweerster een bedrag aan alimentatie geëist gelijk aan het eerder door de rechter vastgestelde bedrag aan alimentatie en bleef de beslaglegging gehandhaafd.

Omdat hij een negatief inkomen had, was hij niet in staat de alimentatie vrijwillig te voldoen.

Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan onzorgvuldige beroepsuitoefening, immers zij diende zich te onthouden van het stellen van een eis waarvan bij voorbaat bekend was dat hij er niet aan zou kunnen voldoen. Tevens heeft zij er misbruik van gemaakt dat hij door een incompetente raadsman terzijde werd gestaan. Door haar toedoen heeft hij emotionele en maatschappelijke schade geleden terwijl ook zijn reputatie is beschadigd en hij geconfronteerd is met veel extra kosten. Hij wenst daarom een financiële schadeloosstelling te ontvangen.

Uiteindelijk heeft hij zich moeten wenden tot schuldhulpverlening met grote maatschappelijke schade als gevolg waarna hij met behulp van een toevoeging een verzoek tot nihilstelling van de alimentatie en restitutie van de ten onrechte door hem betaalde alimentatie kan indienen.

6.

Verweerster heeft het volgende aangevoerd:

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn klager en zijn ex-echtgenote, beiden bijgestaan door hun advocaat, overeengekomen dat klager aan zijn ex-echtgenote hetzelfde (reële) bedrag aan partneralimentatie zou gaan voldoen als bij wijze van voorlopige voorziening was bepaald. De advocaat van klager heeft dit voorgesteld en zulks is in de beschikking vastgelegd.

Er was geen enkele aanleiding om aan te nemen dat klager niet in staat was de door de rechtbank bepaalde partneralimentatie te voldoen.

Omdat klager de alimentatie niet uit zichzelf voldeed, is beslag gelegd.

Na afloop van de mondelinge behandeling bij het hof is besproken dat klager via zijn advocaat een voorstel zou doen om de achterstand in te lopen. Klager heeft geen voorstel gedaan. Daarom ligt er nog steeds beslag.

Bij de beslaglegging heeft zij steeds in opdracht van haar cliënte gehandeld.

Indien klager van mening is dat niet van hem gevergd kan worden dat hij alimentatie aan zijn ex-echtgenote betaalt, dient hij een verzoek tot nihilstelling van de alimentatie bij de rechtbank in te dienen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom is hij nog immer alimentatie verschuldigd.

Haar treft geen tuchtrechtelijk verwijt.

7.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënt - passend voor komt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige klachtzaak niet gebleken. Ter toelichting merkt de voorzitter het volgende op.

Het is de taak van verweerster uitsluitend de belangen van de ex-echtgenote te behartigen en niet de belangen van klager of het algemeen belang.

Verweerster heeft er juist aan gedaan als advocate van de ex-echtgenote van klager er bij klager op aan te dringen dat hij tijdig stukken zou overleggen ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet in staat was alimentatie te betalen. Dit behoort de advocaat van een alimentatiegerechtigde te doen. Daarom is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

Vast staat dat klager niet uit zichzelf de door de rechter bepaalde alimentatie heeft voldaan. Daarom diende verweerster te zorgen voor de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank en nadien door het hof bepaalde partneralimentatie. Dat haar cliënte de rechterlijke beschikking niet wenste te executeren is gesteld noch gebleken. Daarom is het verwijt dat verweerster ten onrechte namens haar cliënte executoriaal derdenbeslag heeft gelegd eveneens kennelijk ongegrond.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

Beide onderdelen van de klacht van klager tegen verweerster zijn kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 7 mei 2012 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 10 mei 2012.

mr. M.J. Blaisse

voorzitter