Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2588

Zaaknummer

11-126A

Zaaknummer

11-127A

Inhoudsindicatie

Klacht van oud-cliënte wegens (1) neerleggen zaak (en onttrekking als procesadvocaat) en niet-nakomen van overeenkomst met klaagster, (2) vragen van uitstel bij rechtbank zonder overleg met klaagster en (3) het niet aan klaagster afgeven van een door verweerders opgesteld processtuk. Klacht tegen verweerder 1 ongegrond en tegen verweerder 2 niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 4 april 2012

in de zaken11-126A en 11-127A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen:

mr.

verweerder 1

en

klaagster

tegen:

mr.

verweerder 2

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven aan de raad van 29 april 2011 met kenmerk GK/PK/pdj 1011-023 K, door de raad ontvangen op 2 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2012 in aanwezigheid van verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brieven van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 21 in de bij die brieven gevoegde inventarislijst, alsmede het door de raad aan die lijst toegevoegde stuk 22.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster heeft het kantoor van verweerders eind juni 2010 opdracht gegeven om haar bij te staan inzake een civiele procedure bij de rechtbank Rotterdam door een conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie te redigeren en te nemen. Een eerste concept daarvoor was reeds door de vorige advocaat van klaagster opgesteld.

2.2 In de opdrachtbevestiging van 25 juni 2010 heeft verweerder 2 klaagster verzocht een voorschotdeclaratie ad € 17.850,- per ommegaande per bank te voldoen. Vervolgens is door het kantoor van verweerders bij herhaling aan klaagster bericht dat met de werkzaamheden eerst een aanvang zou worden gemaakt na ontvangst van het voorschot.

2.3 Bij e-mail van 16 juli 2010 heeft de secretaresse van verweerder 1 aan klaagster laten weten dat wanneer betaling van de voorschotdeclaratie zou uitblijven, op de rolzitting van 4 augustus 2010 een uitstel zou worden gevraagd tot de roldatum van 1 september 2010.

2.4 Bij e-mail van 26 juli 2010 van 10:39 uur heeft klaagster verweerders geschreven dat hij bekend is met de voorschotnota van het kantoor van verweerders en heeft hij om uitstel van betaling verzocht, waarbij hij verzekerd heeft dat hij eind augustus in staat zou zijn de voorschotnota te voldoen.

2.5 Bij e-mail van eveneens 26 juli 2010 van 11:36 uur heeft verweerder 1 klaagster uitstel van betaling verleend tot eind augustus.

2.6 Bij e-mail van 12 augustus 2010 is namens verweerder 1 aan klaagster aangezegd voornoemde voorschotdeclaratie te crediteren voor 25 augustus 2010, bij gebreke waarvan de conclusie niet zal worden genomen.

2.7 Verweerder 1 heeft de rechtbank Rotterdam op 1 september 2010 laten weten dat hij zich onttrekt als (proces)advocaat en verzocht om een uitstel van vier weken tot het stellen van een andere (proces)advocaat en het indienen van een conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie.

2.8 Bij brief van 1 september 2010 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders. De deken heeft getracht te bemiddelen tussen partijen. Bij (fax)brief en e-mail van 15 september 2010 heeft de deken voorgesteld dat verweerders hem kenbaar maken op welk bedrag aan honorarium zij aanspraak maken voor de werkzaamheden tot dan toe en de werkzaamheden teneinde de conclusie te finaliseren, waarna klaagster – indien zij zich in dat bedrag zou kunnen vinden –  het bedrag op de dekenrekening zou kunnen storten. Vervolgens zou (naar de raad begrijpt) aan de hand van een begrotingsbeslissing kunnen worden vastgesteld op welk honorarium verweerders aanspraak hebben.

2.9 Verweerder 1 heeft op diezelfde dag bij e-mail laten weten dat hij het voorstel van de deken verwerpt en enkel bereid is de reeds opgestelde conclusie aan klaagster te doen toekomen, wanneer klaagster diezelfde middag de volledige voorschotnota zou crediteren én onherroepelijk zou afzien van welke procedure dan ook. Eveneens op 15 september 2010 heeft verweerder 1 de deken te kennen gegeven niet meer op de zaak in te willen gaan.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) de overeenkomst met klaagster van 25 juni 2010 niet is nagekomen;

b) zonder overleg met en opgave van redenen aan klaagster een uitstel is verzocht en verkregen bij de rechtbank Rotterdam tot 1 september 2010;

c) geweigerd is de conclusie aan klaagster ter hand te stellen zolang het bedongen voorschot nog niet was voldaan;

d) geen overleg gepleegd is ten aanzien van de inhoud van de op te stellen conclusie;

e) zonder overleg met en opgave van redenen aan klaagster een uitstel is verzocht en verkregen bij de rechtbank Rotterdam tot 28 september 2010;

f) verweerder 1 zich op 1 september 2010 heeft onttrokken als (proces)advocaat van klaagster en verweerder 2 daar mede voor verantwoordelijk is;

g) verweerders in strijd hebben gehandeld met het bepaalde in gedragsregels 1, 4, 5, 8, 9 en 25.

 

4 VERWEER

Verweerders achten de klachten ongegrond. Verweerder 2 stelt – voor zover van belang – dat hij nooit de behandelend en/of procesadvocaat is geweest. Verweerder 1 is steeds de behandelend en procesadvocaat geweest.

Voorts stellen verweerders dat klaagster de voorschotnota niet heeft voldaan en verweerder 1vervolgens terecht gebruik heeft gemaakt van zijn opschortingsrecht, waardoor hij niet gehouden was de conclusie te redigeren of te nemen; en evenmin gehouden was de conclusie na het neerleggen van zijn werkzaamheden aan klaagster af te staan. Voorts mocht verweerder 1 zich onttrekken aan de procedure wegens het ontbreken van wederzijds vertrouwen tussen partijen.

5 BEOORDELING

De klacht tegen verweerder 2

5.1 De klachtonderdelen zijn gericht tegen zowel verweerder 1 als 2. Klaagster heeft echter niet betwist dat verweerder 2 nooit de behandelend en/of procesadvocaat is geweest. Kennelijk is verweerder 1 steeds met instemming van klaagster de behandelend advocaat (tevens procesadvocaat) geweest. Dit blijkt ook uit de correspondentie met klaagster en uit het bericht van verweerder 1 aan de rechtbank van 1 september 2010, inhoudende dat hij zich onttrekt als advocaat. De raad is derhalve van oordeel dat verweerder 2 geen behandelend advocaat in deze is geweest en niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor hetgeen waarover geklaagd is. Klaagster dient in haar klacht tegen verweerder 2 daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Ad klachtonderdelen a, b, c en d)

5.2 Na de aanvaarding van de voorschotnota is klaagster er door verweerder 1 in duidelijke bewoordingen op gewezen dat de conclusie niet genomen zou worden, zolang de voorschotnota niet was betaald. Tevens heeft verweerder 1 klaagster bij e-mail van 16 juli 2010 aangekondigd dat op 4 augustus 2010 uitstel verzocht zou worden wanneer de voorschotnota niet per direct betaald zou worden. Nu klaagster (ondanks haar toezeggingen tot betaling) heeft nagelaten de voorschotnota tijdig te betalen, stond het verweerder 1 vrij de prestatie van zijn zijde op te schorten. Hieruit vloeit eveneens voort dat de inhoud van de te nemen conclusie niet met klaagster besproken hoefde te worden, zolang de voorschotnota niet was voldaan. Teneinde klaagster alsnog in de gelegenheid te stellen de voorschotnota te voldoen – waarna de conclusie alsnog genomen had kunnen worden – stond het verweerder 1 eveneens vrij zonder nader overleg met klaagster op 4 augustus 2010 een uitstel te verzoeken. De raad merkt hierbij op dat verweerder 1 dit zelfs – onder deze omstandigheden – verplicht was en conform de gedragsregels voor advocaten heeft gehandeld. Verweerder 1 was niet gehouden op het onder 2.8 genoemde schikkingsvoorstel van de deken in te gaan. Naar het oordeel van de raad zijn de klachtonderdelen a, b, c en d ongegrond.

Ad klachtonderdelen e en f)

5.3 Ten aanzien van klachtonderdelen e en f overweegt de raad dat het een advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat deze beslissing tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, zodat de cliënt hiervan geen procedurele schade ondervindt. Verweerder 1 heeft blijkens het bericht aan de rechtbank van 1 september 2010 hieraan voldaan door een uitstel van vier weken te verzoeken. Klaagster was hiermee tijdig bekend. Dit uitstelbood klaagster voldoende ruimte om een nieuwe (proces)advocaat te benaderen die zich namens klaagster kon stellen en alsnog een conclusie kon nemen. De raad is van oordeel dat ook deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel g)

5.4 De raad concludeert dat verweerder 1 zich door zijn optreden in deze zaak niet zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Niet is de raad gebleken dat hij heeft nagelaten klaagster op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Evenmin is de raad gebleken dat verweerder 1 zich aan de verantwoordelijkheid van de behandeling van de zaak heeft onttrokken. Nadat verweerder 1 besloten heeft de opdracht van klaagster neer te leggen, heeft hij ervoor zorg gedragen dat klaagster hiervan zo min mogelijk nadeel zou ondervinden. Verweerder 1 heeft klaagster voor de werkzaamheden een voorschot in rekening gebracht, waar zij blijkens de stukken vrijwillig mee heeft ingestemd maar dat zij niet heeft voldaan. Gelet op het hiervoor overwogene is de raad van oordeel dat verweerder 1, mede gelet op het bepaalde in gedragsregels 1, 4, 5, 8, 9 en 25, geen tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster in haar klacht tegen verweerder 2 niet-ontvankelijk;

- verklaart de klacht tegen verweerder 1 in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, L.D.H. Hamer, B. Roodveldt en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr.E.F.E. Hoekstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl