Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3104

Zaaknummer

R.3811/11.213

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager bijgestaan in een tweetal zaken die beide naar tevredenheid van klager zijn afgewikkeld. Dat voor vier andere zaken opdracht is gegeven is niet gebleken noch aannemelijk gemaakt. Voor twee zaken is een toevoeging aangevraagd. Deze zijn beoordeeld op basis van gegevens die door de Raad voor Rechtsbijstand bij de fiscus zijn opgevraagd. Niet gebleken is dat klager bij verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen opgelegde eigen bijdragen. Er is niet gebleken van omstandigheden waarin verweerder aanleiding had moeten vinden om een peiljaarverlegging aan te vragen. Klacht in alle onderdelen ongegrond

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 september 2011 met kenmerk K148 2010/2011 kme, door de raad ontvangen op 27 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2012 in aanwezigheid van klager, zijn raadsman mr. H., en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager als advocaat bijgestaan in een echtscheidingszaak en een strafzaak. Hij heeft voor beide zaken een toevoeging voor klager aangevraagd en gekregen. De zaken zijn naar tevredenheid van klager afgewikkeld.

2.2 Bij brief van 8 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

a. dat klager door diens nalatigheid in verdere problemen met het UWV is geraakt;

b. dat hij geen werkzaamheden voor klager heeft verricht in een klacht over de HTM met betrekking tot een mishandeling;

c. dat hij verkeerde papieren aan de werkgever van klager heeft gezonden;

d. dat hij klager niet, althans onvoldoende, heeft begeleid in een WWB-procedure;

e. dat hij klager niet heeft gewezen op de mogelijkheden voor gefinancierde rechtsbijstand.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert tegen de klachtonderdelen het volgende aan:

ad a.

Verweerder stelt klager niet te hebben bijgestaan in een zaak bij of tegen UWV. Wel – en uitsluitend – in een echtscheidingsprocedure en een strafzaak met betrekking tot vernielingen die klager zou hebben verricht op een UWV-kantoor.

Ad b.

Ten aanzien van de HTM-kwestie stelt verweerder dat klager deze kwestie terloops tijdens een gesprek met verweerder over zijn lopende strafzaak heeft genoemd en dat verweerder hem toen heeft aangeraden aangifte te doen en hem bewijsstukken ter onderbouwing van de schadeclaim te bezorgen. Die zijn door hem niet ontvangen. Ook stelt hij klager te hebben verteld dat als deze een transactie had voldaan, een aansprakelijkstelling lastig zou zijn, maar dat klager daarna over deze kwestie niet meer van zich heeft laten horen.

Ad c. 

Verweerder stelt geen werkzaamheden voor klager te hebben verricht in de arbeidsrechtelijke sfeer en ook nooit een verzoek daartoe te hebben ontvangen.

Ad d.

Verweerder stelt van klager geen opdracht te hebben gekregen hem te begeleiden in een WWB-procedure.

Ad e.

Verweerder stelt toevoegingen te hebben aangevraagd voor de twee door hem behandelde zaken. Daarbij zijn eigen bijdragen opgelegd. Financiële gegevens zijn door hem niet aan de Raad voor Rechtsbijstand verstrekt en waren ook niet in zijn bezit. De Raad voor Rechtsbijstand wint zelfstandig de financiële gegevens in op basis van het BSN-nummer. De eigen bijdragen en griffiegelden zijn door klager nooit voldaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Vast staat dat verweerder klager heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en een strafzaak en dat beide zaken naar tevredenheid van klager zijn afgewikkeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Dat klager verweerder opdracht heeft gegeven voor bijstand aan hem in een zaak tegen UWV is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 De HTM-kwestie is volgens verweerder slechts terloops aan de orde geweest bij de behandeling van de strafzaak. Of er door klager een opdracht is gegeven kan door de raad op basis van de beschikbare stukken in het dossier niet worden vastgesteld. Wel staat vast dat er door verweerder geen toevoeging is aangevraagd voor de behandeling van de HTM-kwestie en dat hij dat in de twee zaken waarin hij klager bijstond, wel heeft gedaan. Het dossier waarin ook stukken met betrekking tot deze kwestie zich zouden bevinden, is naar zeggen van klager overgedragen aan mr. P. Het had gelet op de stellingen van klager op zijn weg gelegen dit dossier in het geding te brengen. Dat heeft hij niet gedaan. Klager heeft zijn stellingen op dit punt derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt. 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.4 Dat klager verweerder opdracht heeft gegeven voor bijstand aan hem in een arbeidsgeschil is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.5 Dat klager verweerder opdracht heeft gegeven voor bijstand aan hem in een WWB-procedure is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.6 Vast staat dat verweerder twee toevoegingen heeft aangevraagd en daarbij –overeenkomstig het voorschrift in artikel 25  lid 1 Wet op de Rechtsbijstand- het BSN-nummer van verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verstrekt. De toevoegingen zijn vervolgens verleend op basis van gegevens die de Raad voor Rechtsbijstand heeft opgevraagd bij de fiscus. Verweerder heeft onweersproken gesteld niet in het bezit te zijn (geweest/gesteld) van financiële gegevens van klager. Niet gesteld of gebleken is dat klager bij verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen de opgelegde eigen bijdragen. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klager slechts in algemene zin te kennen heeft gegeven op dat moment niet te kunnen betalen omdat hij andere verplichtingen had waaraan hij eerst moest voldoen. Er is niet gebleken van omstandigheden waarin verweerder aanleiding had moeten vinden om een peiljaarverlegging aan te vragen. Gelet hierop acht de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl