Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3052

Zaaknummer

12-126

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing, zoveelste klacht tegen advocaat wederpartij. Ook deze klacht is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 juli 2012

in de zaak 12-126

naar aanleiding van de klacht van:

[klagers]

[adres]

tegen:

[verweerster]

advocaat te [plaats]

[adres]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats] van 11 juni 2012 met kenmerk 011/012 KG059, en van de op de in deze brief genoemde inventarislijst vermelde stukken genummerd van a tot en met f.

Omdat verweerster plaatsvervangend griffier is van de raad van discipline in het ressort [plaats] heeft de voorzitter van het Hof van Discipline in haar beslissing van 26 juni 2012 (zaaknr. 6477) de behandeling van deze klacht verwezen naar de raad van discipline in het ressort Arnhem. De klacht is bij de raad ontvangen op 27 juni 2012.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1. Verweerster heeft namens haar cliënte [X B.V.] te [plaats] meerdere procedures gevoerd tegen klagers, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

2. Op 3 januari 2012 heeft het gerechtshof Den Bosch een eindarrest gewezen naar aanleiding van het door de cliënte van verweerster ingestelde principaal appel tegen het vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 14 april 2010. Klagers hebben vervolgens tegen dat vonnis incidenteel appel ingesteld.

3. In het vonnis van 14 april 2010 had de rechtbank Roermond in conventie klagers veroordeeld een bedrag van € 5.000,00 aan de cliënten van verweerster te betalen. De vorderingen die klagers in reconventie hadden ingesteld zijn door de rechtbank afgewezen in het vonnis.

4. Het gerechtshof Den Bosch heeft in zijn arrest van 3 januari 2012 het in conventie gewezen vonnis van de rechtbank Roermond vernietigd en opnieuw rechtdoende klagers veroordeeld om aan de cliënten van verweerster te betalen:

- een bedrag van € 7.384,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;

- een bedrag van € 9.400,00 aan hoofdsom, een bedrag van € 1.147,04 wegens vervallen rente tot en met 19 augustus 2009 vermeerderd met de wettelijke rente over € 9.400,00 vanaf 20 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening en over € 1.147,04 vanaf 20 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

 

Het in reconventie gewezen vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 14 april 2010 is in het arrest van het hof bekrachtigd.

Klagers zijn door het hof in de proceskosten veroordeeld zowel in het principale als in het incidentele hoger beroep.

KLACHT

5. Klagers verwijten verweerster handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt doordat zij:

a. in de procedure in hoger beroep bij het gerechtshof Den Bosch moedwillig  bedragen hoog heeft opgevoerd en daarnaast een vordering heeft ingebracht die al was betaald. Klagers stellen dat sprake is van oplichting en knevelarij;

b. overal beslag op heeft gelegd als gevolg waarvan klagers niets meer kunnen betalen en moeten leven van een bedrag van € 1.100,00 per maand;

c. de rechter heeft misleid doordat zij vorderingen instelt die reeds zijn betaald;

d. een strafbaar feit heeft gepleegd doordat zij het vonnis en het arrest niet gerechtelijk heeft laten betekenen;

e. in verschillende brieven steeds andere bedragen vordert en ondanks verzoek daartoe weigert de vorderingen te specificeren;

f. zich bij een veiling heeft voorgedaan als kandidaat notaris;

g. een wettelijke renteberekening heeft gemaakt welke niet volgens de rechterlijke norm is;

h. ervoor heeft gezorgd dat de woning van klagers op 24 mei 2012 wordt geveild op basis van onjuiste berekeningen.

BEOORDELING

6. Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

7. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn.

De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

8. De voorzitter constateert dat de door klagers geuite klachten niet worden geconcretiseerd en niet ondersteund worden door feiten. Ter onderbouwing van hun klachten hebben klagers een kopie van de brief d.d. 3 april 2012 van hun advocaat aan verweerster overgelegd, een kopie van de brief d.d. 11 januari 2012 van verweerster aan hun advocaat, een kopie van het arrest van het hof d.d. 3 januari 2012 en een kopie van een deurwaardersexploit d.d. 4 april 2012. De voorzitter ziet niet op welke wijze deze stukken de diverse klachtonderdelen onderbouwen.

9. Het feit dat de advocaat van klagers zich in zijn brief d.d. 3 april 2012 aan verweerster op het standpunt stelt dat de berekening die verweerster heeft gemaakt niet juist is brengt niet met zich mee dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Indien de stelling van klagers juist is, dat verweerster onjuiste bedragen opvoert en berekeningen maakt die niet volgens de wettelijke normen zijn, dan kunnen klagers dit aan de civiele rechter voorleggen. Het is niet aan de tuchtrechter om hierover een uitspraak te doen.

10. De voorzitter constateert dat de laatste civiele procedure tussen klagers en de cliënten van verweerster heeft geleid tot een uitspraak van het gerechtshof waarin de cliënten van verweerster op alle punten in het gelijk zijn gesteld.

11. De conclusie van het bovenstaande is dat de hierboven vermelde klachtonderdelen feitelijke grondslag missen en derhalve kennelijk ongegrond zijn.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 23  juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Groningen

-   de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten