Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3349

Zaaknummer

H 24-2012

Inhoudsindicatie

Optreden als gemeenschappelijk advocaat in echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek. Verzuim correcte kinderalimentatieberekening op te stellen, verzuim schriftelijk vastleggen van gevolgen van gewenste regeling aangaande de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, gebrekkige dossiervoering, waaruit de onzorgvuldige belangenbehartiging jegens klaagster blijkt, schending van de geheimhoudingsplicht jegens klaagster door vertrouwelijke informatie te delen met een kantoorgenoot en te laten gebruiken tegen klaagster in een procedure tot vaststelling van de kinderalimentatie.

Inhoudsindicatie

 Klachten gegrond. Schorsing van twee weken

Uitspraak

         

 

 

 

 

 

Beslissing van 3 september 2012

     in de zaak H24-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A,

                                        B

                                       

 

                                        klaagster

 

                                        tegen:

                       

                                         C

                                       

 

                                        verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 20 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de klacht van klaagster d.dis 8 oktober 2010 en 30 september 2011 ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juni 2012 in aanwezigheid van klaagster, klaagsters gemachtigde en verweerder, bijgestaan door een  kantoorgenote . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 20 januari 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief met bijlage van verweerder d.d. 11 juni 2012;

-          de nagekomen brief met bijlage van klaagsters gemachtigde d.d. 14 juni 2012.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben zich in maart 2009 gewend tot verweerder ter zake van een echtscheidingszaak en hebben hem verzocht als advocaat in het kader van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding voor beide partijen op te treden. Onder begeleiding van verweerder is een echtscheidingsconvenant tot stand gekomen dat op 10 april 2009 door partijen is ondertekend. De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking d.d. 22 mei 2009.

2.2      Vervolgens heeft klaagster zich gewend tot haar huidige advocaat die namens klaagster een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie heeft ingediend, waaraan zij ten grondslag heeft gelegd dat het convenant tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en gebrekkige informatie.

2.3      Klaagster heeft verweerder inmiddels aansprakelijk gesteld. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend en een voorschot op de schadevergoeding uitgekeerd.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in;

 

 

1. verweerder  heeft verzuimd een correcte kinderalimentatieberekening op     te stellen;

2. verweerder heeft een onjuiste voorstelling van de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap gegeven, waarschijnlijk ook ten nadele van klaagster;

3. verweerder heeft een gebrekkige dossiervoering aan de dag gelegd, waaruit de onzorgvuldige belangenbehartiging jegens klaagster blijkt;

          4. verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met een kantoorgenoot en te laten gebruiken tegen klaagster in een procedure tot vaststelling van de kinderalimentatie.

 

4               VERWEER

4.1     Verweerder betwist dat hij geen alimentatieberekening heeft opgesteld. Verweerder erkent onzorgvuldig te  hebben gehandeld ten aanzien klachtonderdeel 4. Het overlijden van zijn nog ongeboren kindje was wellicht debet aan het verlies aan scherpte ten tijde van het schrijven van de gewraakte brief van 2 september 2011. Hiervoor biedt verweerder zijn excuses aan. De overige klachtonderdelen worden niet weersproken. Verweerder heeft zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar ingeschakeld.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De

          tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

          Klachtonderdeel 1

5.4     Verweerder heeft klachtonderdeel 1) betwist, het verzuim een kinderalimentatieberekening te hebben opgesteld. Ter onderbouwing daarvan heeft verweerder ten tijde van de mondelinge behandeling van de raad een e-mailbericht van 7 april 2009 overgelegd waarbij gevoegd een alimentatieberekening.

         Omdat verweerder dit stuk te laat heeft overgelegd, wordt het verzoek van klaagsters gemachtigde om dit e-mailbericht met bijlage bij de beoordeling van de klacht buiten beschouwing te laten, gehonoreerd.

5.5     De raad kan niet vaststellen of verweerder al dan niet een kinderalimentatieberekening heeft opgesteld. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt echter wel dat verweerder op dit punt niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft immers niet bewerkstelligd dat beide partijen beschikten over de noodzakelijke financiële stukken om gelijkwaardig te onderhandelen over de te treffen regeling en heeft zijn positie als gemeenschappelijk advocaat verkeerd ingeschat. De raad is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

          Klachtonderdeel 2

5.6     Voor wat betreft het tweede onderdeel van de klacht heeft verweerder zich gerefereerd aan het oordeel van de raad. De raad stelt vast dat verweerder ter zitting heeft erkend het besprokene over de risico’s en consequenties van de gewenste verdeling niet schriftelijk te hebben vastgelegd hoewel dit wel op zijn weg had gelegen. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Doordat verweerder dit heeft nagelaten kan de raad thans niet vaststellen of verweerder klaagster een juiste voorstelling van de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft gegeven. Dit nalaten komt tuchtrechtelijk voor risico van verweerder. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.7     De raad kan niet vaststellen of sprake is van een gebrekkige dossiervoering.  Op basis van de door hemzelf met klaagster en haar ex-echtgenoot onterecht gemaakte afspraak om de door partijen aangeleverde stukken niet aan elkaar uit te wisselen, weigert verweerder immers een afschrift van het dossier te verstrekken. Het gegeven dat de raad dit onderdeel van de klacht niet kan beoordelen komt derhalve voor risico van verweerder. De raad is van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht gegrond moet worden verklaard.

          Klachtonderdeel 4

5.8     Blijkens de brief van verweerders kantoorgenoot mr. D d.d. 10 november 2011 heeft verweerder op 2 september 2011 een brief opgesteld, als ware die van de hand van mr. D. In die brief neemt hij stelling tegen klaagster en geeft hij toestemming aan de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot om die brief in te brengen in de procedure tot vaststelling van alimentatie die inmiddels tussen klaagster en haar ex-echtgenoot aanhangig was. Verweerder heeft erkend dat de brief niet van de hand van mr. D. is, maar dat hij deze zelf heeft opgesteld.

5.9     De raad is van oordeel dat verweerder aldus niet alleen zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden, maar dat hij  tevens een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over de auteur van de op 2 september 2011 opgestelde en verzonden brief. Klachtonderdeel 4 is derhalve eveneens gegrond.

 

 

 

 

6        MAATREGEL

 

6.1     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen gegrond moet worden verklaard. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder nooit eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Dit neemt echter niet weg dat verweerder in de onderhavige zaak een aantal kernwaarden van de advocatuur heeft geschonden. Op basis hiervan acht de raad een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.

 

                     

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening in de praktijk voor de duur van twee weken. De raad bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012 door  mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.A.M. van Hoef, A.J. Sol, L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op  4-9-2012     

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagsters gemachtigde

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         verweerder

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl