Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2921

Zaaknummer

H 221-2011

Inhoudsindicatie

Nu klager het concept verzoekschrift reeds op 7 oktober 2010 met akkoord aan verweerder retour heeft gezonden en deze heeft gewacht met indienen daarvan tot 19 november 2010, terwijl de zaak naar haar aard spoedeisend was, is verweerder tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager.

Inhoudsindicatie

Verweerder mocht er niet zonder meer op vertrouwen dat klager, enkel vanwege het feit dat aan hem in de bodemprocedure een toevoeging was verstrekt, wist dat de behandeling in kort geding een afzonderlijke - van de bodemzaak te onderscheiden - procedure betrof waarvoor opnieuw een toevoeging diende te worden aangevraagd en een eigen bijdrage zou worden opgelegd. Verweerder heeft klager daarover onvoldoende geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

Het ligt voorts op de weg van verweerder dat hij klager op voorhand informeert alvorens de raad voor rechtsbijstand te verzoeken om tussentijdse beëindiging van de toevoeging wegens niet betalen van de eigen bijdrage, en hem in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Nu daarvan niet is gebleken heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Inhoudsindicatie

Dat verweerder op een openbare website heeft gepubliceerd dat klager zijn betalingsafspraak niet nakwam en dat hij begrip had ontwikkeld voor de wederpartij, en heeft gesuggereerd dat klager lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, acht de raad onnodig grievend. Daaraan doet niet af dat verweerder de naam van klager en zijn eigen naam daarbij niet heeft genoemd.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing4 weken, proeftijd 2 jaar

Uitspraak

                                        Beslissing van 21 mei 2012

in de zaak H 221-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

dhr. A

 

klager

 

tegen:

Mr.B

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 21 november 2011 met kenmerk nr. 20110189k, door de raad ontvangen op 22 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van het klachtdossier.

 

 

2                FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft klager vanaf 17 september 2010 in opvolging van de advocaat mr. X bijgestaan op basis van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand [onder nummer 1ET0075], inzake een te treffen zorg- en omgangsregeling. De eigen bijdrage ter zake deze toevoeging van

€ 466,00 is door klager in termijnen voldaan aan mr. X te weten op respectievelijk 17 november 2009 en 21 september 2010.

Bij e-mail van 7 oktober 2010 heeft verweerder klager een concept verzoekschrift tot vaststelling van een omgangsregeling toegezonden, welk door klager op dezelfde datum is aangepast en retour gezonden aan verweerder. Bij brief van 19 november 2010 heeft verweerder klager laten weten dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van een omgangsregeling op diezelfde dag naar de rechtbank heeft gezonden. Bij brief van 7 december 2010 heeft de rechtbank de ontvangst en inschrijving van het verzoekschrift bevestigd.

Omdat de omgangsregeling niet werd nagekomen heeft verweerder een kort geding geëntameerd. Op 11 november 2010 zond verweerder klager bij e-mail een concept dagvaarding ten behoeve van dit kort geding. Klager heeft dit concept diezelfde dag geaccordeerd en aan verweerder retour gezonden met het verzoek dit aan de rechtbank te zenden. Bij brief van 22 november 2010 heeft de griffier van de rechtbank verweerder bericht dat de behandeling van het kort geding zou plaatsvinden op 16 december 2010. Op 30 december 2010 heeft de rechter in de kort- gedingprocedure vonnis gewezen.

Op 17 januari 2011 heeft verweerder klager een factuur toegezonden [nr. 2011019] in verband met de eigen bijdrage met betrekking tot de in de kort-gedingprocedure verleende toevoeging  [onder nummer FH6448] en het in die procedure geheven griffierecht ad € 890,00. Op 19 januari 2011 heeft verweerder, nadat  hij de toevoeging in de kort- gedingprocedure reeds ter declaratie had ingediend, de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om rechtstreeks aan klager een formulier peiljaarverlegging toe te zenden en op grond daarvan eventueel de eigen bijdrage te herzien. Bij e-mail van 25 januari 2011 heeft verweerder klager medegedeeld dat de Raad voor Rechtsbijstand hem hierop telefonisch had laten weten dat het verzoek peiljaarverlegging niet meer in behandeling zou worden genomen wegens overschrijding van de termijn van 6 weken na afgiftedatum van de toevoeging.

Bij brief van 5 mei 2011 heeft verweerder aan klager een factuur toegezonden in verband met het griffierecht en kosten uittreksels in de bodemprocedure ad € 101,60. Verweerder liet daarbij tevens weten zijn werkzaamheden voor klager op te schorten wegens het niet nakomen van de betalingsregeling die ter zake factuur nr. 2011019 [de kort- gedingprocedure] was getroffen.

 

Bij e-mail van 24 juni 2011 heeft klager verweerder verzocht om zo spoedig mogelijk aan de rechtbank te laten weten dat er inmiddels overeenstemming over de omgangsregeling was bereikt, zodat de rechtbank de zaak pro forma zou kunnen afhandelen. Hierop heeft verweerder, bij e-mail van 27 juni 2011, aan klager medegedeeld dat hij genoodzaakt was zijn werkzaamheden voor hem te staken, aangezien klager niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan terwijl hem op 30 mei 2011 nogmaals de declaraties van 17 januari 2011 en van 5 mei 2011 onder de aandacht waren gebracht, alsmede vanwege gebrek aan vertrouwen. Op 27 juni 2011 heeft verweerder de rechtbankmedegedeeld zich als advocaat van verweerder in de bodemprocedure te onttrekken.

Bij brief van 10 augustus 2011 heeft de raad voor rechtsbijstand, op verzoek van verweerder, de bijdrage in de advocatenkosten inzake de bodemprocedure [toevoegingsnummer 1ET0075] tussentijds beëindigd omdat verweerder de eigen bijdrage niet aan verweerder had betaald.

Op 29 juni 2011 heeft verweerder, in reactie op een door klager onder de naam “E.”geplaatst bericht, het volgende bericht geschreven onder de naam “C”:

“Meneer E vergeet erbij te vertellen dat hij afgelopen maand een schrijven heeft gehad waarin stond dat hij de betalingsregeling welke hij sinds drie maanden met de advocaat had om zijn eigen bijdrages met honderd euro per maand te betalen, geen enkel keer nagekomen was en dat om die reden de werkzaamheden werden gestaakt.. De eigen bijdrages waren een jaar geleden door de Raad voor de rechtsbijstand opgelegd… Meneer E stelt hele hoge eisen aan iedereen maar kennelijk meent hij dat aan hem geen eisen mogen worden gesteld. Meneer E zou een kunnen zoeken naar het begrip narcistische persoonlijkheidsstoornis… Ik heb ook wel begrip ontwikkeld voor de problemen welke de moeder van het kind had met meneer E… En meneer E, die onbetaalde rekeningen, u kunt de deurwaarder tegemoet zien. Mag u het allemaal aan de rechter vertellen. Gelukkig voor u kunt u zelf verweer voeren want een andere advocaat zult u niet zo snel vinden denk ik. Advocaten zijn namelijk niet zo blij met cliënten die hun eigen bijdrage niet betalen. Met vr.gr. u weet wel wie…”

Verweerder heeft klager voorts tot betaling gedagvaard in kort geding.

2.2     Bij brief van 3 november 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

a.      Verweerder heeft, in weerwil van mededelingen dat de bodemprocedure [bij verzoekschrift] aanhangig was gemaakt, met indiening van het verzoekschrift te lang gewacht. Nadat de door de wederpartij opgeschorte omgangsregeling was hervat, heeft verweerder hiervan geen mededeling aan de rechtbank willen doen om de uitspraak te bespoedigen.

b.       Doordat behandeling en uitspraak in de bodemprocedure op zich lieten wachten, was klager genoodzaakt in kort geding aanspraak op een omgangsregeling te maken. Verweerder heeft klager niet verteld dat daarvoor opnieuw een eigen bijdrage en griffierecht verschuldigd zouden zijn. Omdat verweerder dit naliet, heeft klager zelf in overleg met de griffie van de rechtbank een datum voor de mondelinge behandeling gepland.

c.       Tijdens de mondelinge behandeling in kort geding heeft verweerder de belangen van klager onvoldoende behartigd, door zijn argumenten niet met kracht naar voren te brengen en op de argumenten van de wederpartij niet adequaat te reageren.

d.       Nadat (vanwege een vertrouwensbreuk) verweerder was opgehouden voor klager op te treden, heeft verweerder klager gedagvaard voor de kantonrechter tot betaling van de eigen bijdrage voor de toevoeging in het kort geding, en de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoeging voor de bodemzaak in te trekken.

e.       Verweerder heeft op een website op berichten van klager gereageerd op een wijze die een advocaat onwaardig is.

4                VERWEER

Ad a. Op 11 januari 2010 is klager met verweerders voorganger een betalingsregeling overeengekomen die door klager niet was nagekomen. Pas nadat de eigen bijdrage aan mr. X was voldaan, ontving verweerder het dossier. De toevoeging is naar verweerder gemuteerd op 5 oktober 2010. Verweerder heeft klager op 7 oktober 2010 een concept verzoekschrift toegezonden. De uiteindelijke versie van het verzoekschrift is op 19 november 2010 bij de rechtbank ingediend. Er zijn geen toezeggingen gedaan dat dit eerder zou gebeuren.

Ad b. Klager heeft van de Raad voor Rechtsbijstand bericht gehad van de in de kort- gedingprocedure verleende toevoeging en opgelegde eigen bijdrage. Hij was dus van die kosten op de hoogte.

Ad c. Tijdens de behandeling in kort geding is door klager en de wederpartij een omgangsregeling afgesproken.

Ad d. Verweerder heeft om intrekking van de toevoeging verzocht omdat klager niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed en de wet die mogelijkheid toekent.

Ad e. Het bericht op forum van 29 juni 9.25 uur is door verweerder geschreven. De enige die de inhoud daarvan kan verbinden met klager is hij zelf. Van schending van de geheimhoudingsplicht is derhalve geen sprake. Verweerder heeft zich niet in het openbaar uitgelaten over klager.

 

5                BEOORDELING

5.1         Klachtonderdeel a: te lang gewacht met indienen van verzoekschrift in bodemzaak en weigeren de procedure te bespoedigen.

De advocaat behoort de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen. Daarbij hoort ook dat hij voldoende voortvarendheid betracht bij het behandelen van de zaak. Klachtonderdeel a zal in het licht van deze maatstaf worden beoordeeld. De raad stelt vast dat het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling  is ingediend in verband met het niet nakomen van afspraken omtrent een omgangsregeling met klagers dochter en de zaak derhalve naar haar aard spoedeisend was. Verweerder heeft klager ter zake vanaf 17 september 2010 bijgestaan. Nadat klager de eigen bijdrage aan verweerders voorganger had voldaan heeft verweerder het concept verzoekschrift op 7 oktober 2010 aan hem toegezonden. Deze heeft dit concept nog diezelfde geaccordeerd en aan verweerder geretourneerd. Door te wachten met indienen van het verzoekschrift tot 19 november 2010, heeft verweerder naar het oordeel van de raad onvoldoende voortvarend opgetreden teneinde de voor klager uiteraard belangrijke omgangsregeling zo spoedig mogelijk op gang te brengen en is hij tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager.  Van omstandigheden die rechtvaardigen dat met het indienen zo lang is gewacht, is de raad niet gebleken. De klacht zal op dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard. Dat het aan verweerder te wijten is geweest dat het, nadat het verzoekschrift was ingediend, nog zo lang heeft geduurd voordat de rechtbank in die procedure een beschikking heeft gegeven, is naar het oordeel van de raad onvoldoende komen vast te staan.

5.2         Klachtonderdeel b: geen mededeling doen van kosten ter zake het kort geding en weigeren de procedure te bespoedigen.

Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is de advocaat tevens verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen en hem uit te leggen wat de consequenties daarvan zijn. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder voorafgaand met klager heeft gesproken over de kosten van griffierecht die de kort geding procedure met zich zou brengen, noch over het feit dat daarvoor een afzonderlijke toevoeging moest worden aangevraagd waarbij mogelijk een nieuwe eigen bijdrage zou worden opgelegd. Verweerder mocht er naar het oordeel van de raad niet zonder meer op vertrouwen dat klager, enkel vanwege het feit dat aan hem in de bodemprocedure een toevoeging was verstrekt, wist dat de behandeling in kort geding  een afzonderlijke – van de bodemzaak te onderscheiden - procedure betrof waarvoor opnieuw een toevoeging diende te worden aangevraagd en een eigen bijdrage zou kunnen worden opgelegd. Op grond daarvan is de raad van oordeel dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de financiële gevolgen van de procedure. Daarmee is hij tekortgeschoten in de zorg voor zijn cliënt en kan hem op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht zal op dit punt dan ook gegrond worden verklaard. Dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld bij het bewerkstelligen van een datum van het kort geding, is naar het oordeel van de raad op grond van  het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende komen vast te staan, zodat de klacht op dit onderdeel ongegrond zal worden verklaard.  

 

 

              5.3     Klachtonderdeel c: onvoldoende belangenbehartiging tijdens het kort geding.

Dat verweerder tijdens de behandeling van het kort geding de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd is niet komen vast te staan nu dit door verweerder is betwist en hieromtrent uit hetgeen ter zake door klager is aangevoerd, het  dossier en het verhandelde ter zitting, onvoldoende blijkt. Derhalve zal de klacht op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.4     Klachtonderdeel d: verzoek tot intrekken toevoeging en dagvaarden tot betaling in kort geding.

De is advocaat gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Zoals hierboven reeds overwogen, dient hij jegens een cliënt duidelijkheid te verschaffen omtrent alle financiële consequenties in een zaak. Daarbij dient hij zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vast te leggen. Uit het dossier blijkt enkel dat verweerder schriftelijk aan klager heeft medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden in de bodemprocedure zou opschorten in afwachting van betaling van zijn declaratie in de kort geding procedure. Nog daargelaten de vraag of verweerder daartoe gerechtigd was en of de wet hem in het onderhavige geval de mogelijkheid van een verzoek om intrekking van de toevoeging toekent, had het – gelet op het evidente belang van klager bij de daaruit voortvloeiende financiële consequenties – op de weg van verweerder gelegen klager tevoren hierover te informeren en hem in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Nu daarvan niet is gebleken heeft verweerder, door het bewerkstelligen van een tussentijdse beëindiging van de toevoeging en vervolgens klager tot betaling te dagvaarden, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard.

5.5          Klachtonderdeel e: berichten op website die een advocaat onwaardig zijn.

De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten en zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. Dat verweerder op een openbare website heeft gepubliceerd dat klager zijn betalingsafspraken niet nakwam, dat hij begrip had ontwikkeld voor de wederpartij en heeft gesuggereerd dat klager leidt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, acht de raad onprofessioneel, onnodig en zeer grievend. Verweerder diende zich bovendien te realiseren dat hij door dergelijke inhoudelijke uitlatingen inzake een geschil met een cliënt, het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen kon schaden. Daaraan doet niet af de wijze waarop klager zich voordien op die website over verweerder heeft uitgelaten, noch dat verweerder de naam van klager en zijn eigen naam daarbij niet heeft genoemd. Verweerder heeft te dezer zake niet gehandeld als een goed advocaat betaamd zodat de klacht op dit onderdeel gegrond zal worden verklaard.

 

6        MAATREGEL

Gelet op aard en ernst van de geconstateerde verwijten, waarbij op ontoelaatbare wijze de belangen van klager zijn veronachtzaamd en geschaad, ziet de raad aanleiding een maatregel op te leggen. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder het vertrouwen in de advocaatuur aanzienlijk heeft geschaad. De raad acht derhalve de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk als hierna op te leggen, passend en geboden.

 

7        BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-          de klachtonderdelen 1, 4 en 5 gegrond;

-          klachtonderdeel 2 gegrond voor zover dit ziet op het niet informeren van klager over financiële consequenties in de zaak en ongegrond voor het overige;

-          klachtonderdeel 3 ongegrond;

-          legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken;

-          bepaalt dat de schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-          stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting 21 mei 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter        

 

                                                                                                   

Deze beslissing is in afschrift op                    22 mei 2012       per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl