Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3808

Zaaknummer

58/11

Inhoudsindicatie

Indien duidelijk is dat een cliënt niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt en tevens tijdens de periode van rechtsbijstand ook niet gebleken is van verandering in de financiële positie, kan niet gesteld worden dat de advocaat had moeten wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. Indien een bedrag in depot wordt gesteld teneinde het beslag op te heffen in afwachting van de uitkomst van de procedure, kan de advocaat niet verweten worden dat het in depot gestelde bedrag een lagere rente oplevert dan de rente die verschuldigd is over de hoofdsom die bij rechterlijke uitspraak is vastgesteld. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 december 2012

in de zaak 58/11

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 juli 2011 op de klacht van:

 

de heer [   ]

klager

 

tegen:

mr. [   ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 30 juni 2011 met kenmerk D-10 026, door de raad ontvangen op 1 juli 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 25 juli 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 27 juli 2011 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 4 augustus 2011 met bijlagen door de raad ontvangen op 5 augustus 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2012 in aanwezigheid van klager vergezeld van zijn gemachtigde mr. E. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De gemachtigde van klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 4 augustus 2011.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. Bovendien heeft verweerder verzuimd over een bij de notaris in depot gesteld bedrag vergoeding van de wettelijke rente te bedingen. Verweerder heeft aangegeven dat hij een registeraccountant kende die hij zou inschakelen en die relatief lage tarieven hanteerde. Bovendien heeft verweerder klager niet gewezen op het feit dat hij een kapitaalverzekering diende te sluiten en in stand te houden.

3.2    Kort samengevat, heeft de plaatsvervangend voorzitter geoordeeld dat  er in het onderhavige geval geen reden was om de mogelijkheid van een toevoeging met klager te bespreken. Voorts kan verweerder niet worden verweten dat hij geen wettelijke rente heeft bedongen over het depotbedrag dat de notaris onder zich had. Dit depot was gevormd in de periode dat verweerder nog niet voor klager optrad. Bovendien heeft de voorzitter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat klager opdracht heeft gegeven tot inschakeling van de accountant die tegen lagere tarieven werkzaamheden zou verrichten. Voorts staat vast dat klager ermee bekend was dat hij een kapitaalverzekering diende aan te gaan. Deze verplichting is aangegaan voordat verweerder voor klager optrad.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager, toen hij op 4 juli 2006 de opdrachtbevestiging bij verweerder tekende, nog nooit van een toevoeging had gehoord. Verweerder heeft met klager niet over een toevoeging gesproken. Verweerder heeft de opdrachtbevestiging blindelings getekend.

3.4    Weliswaar was het beslag al gelegd vóórdat verweerder advocaat van klager werd, maar klager is van oordeel dat verweerder zich vanaf het moment dat hij rechtshulp verleende aan klager, had moeten inspannen om over het depotbedrag (dit was gestort onder de notaris om een onroerende zaak vrij van beslag te kunnen leveren) de wettelijke rente te verkrijgen. Dit had geëist kunnen worden van de beslaglegger. Verweerder gaf aan dat hij een goedkopere accountant dan A. wist. Klager ging ervan uit dat verweerder die andere accountant zou inschakelen. Voorts herhaalt klager hetgeen hij in de procedure bij de deken heeft gesteld over het verwijt aan verweerder dat deze hem had moeten wijzen op de noodzaak van een kapitaalverzekering.

 

4    VERWEER

4.1    Kort samengevat voert verweerder aan dat er reeds een procedure aanhangig was toen hij voor klager ging optreden er was geen reden te twijfelen aan de vraag of klager voor een toevoeging in aanmerking zou komen. Hij heeft nimmer opdracht gekregen om een accountant in te schakelen. Dat over het depot geen wettelijke rente werd vergoed kan verweerder niet worden verweten want dit depot was reeds gevormd toen hij als advocaat voor klager ging optreden. Voor het overige verwijst verweerder uitdrukkelijk naar de schriftelijke stukken van de procedure.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de gronden van verzet geen andere zijn dan reeds in de klacht verwoord. Het onderzoek in verzet heeft dan ook niet tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen geleid, dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, A.J.H. Geense, M.I. van Horssen-Bok, L.J. van der Veen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2012.

 

griffier                                   voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.