Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3526

Zaaknummer

12-189

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager verwijt verweerster een echtscheidingsprocedure aanhangig te hebben gemaakt en daarbij een ongetekend ouderschapsplan te hebben gevoegd, waarmee verweerder het niets eens was. Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 november 2012

in de zaak 12-189

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

 klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem van 9 oktober 2012 met kenmerk K 12/68, door de raad ontvangen op 10 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 De klacht betreft het optreden van verweerster sedert juli 2011 als advocaat van de wederpartij van klager in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft in overleg met haar cliënte en namens haar allereerst een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank Roermond. Op 7 juli 2011 is klager hierover door verweerster geïnformeerd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2011. Klager is toen niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De rechtbank heeft direct uitspraak gedaan en in de beschikking voorlopige voorzieningen is bepaald dat de kinderen zullen worden toevertrouwd aan de cliënte van verweerster en dat klager een bedrag van 300 euro per kind per maand aan de cliënte van verweerster moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Vervolgens is op 12 september 2011 bij de rechtbank Roermond het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend, inclusief een concept-ouderschapsplan dat door geen van beide partijen was ondertekend. Vervolgens heeft klager een eigen advocaat ingeschakeld. Er is geen verweerschrift tegen het verzoek tot echtscheiding ingediend. Op 4 januari 2012 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het door de rechtbank aan de beschikking gehechte concept-ouderschapsplan als in deze beschikking opgenomen wordt beschouwd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat in het concept-ouderschapsplan de onderwerpen zijn opgenomen betreffende het ouderlijk gezag, de wijze van verdeling van de zorg– en opvoedingstaken, de wederzijdse informatie en consultatie, de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen en het feit dat de kinderen zijn betrokken bij de totstandkoming van het ouderschapsplan en dat de rechtbank in het belang van de kinderen acht hetgeen in het concept-ouderschapsplan is voorgesteld. Een kopie van de beschikking is op 12 januari 2012 per post aan de advocaat van klager toegezonden. Op 17 februari 2012 heeft een deurwaarder de grosse van de beschikking aan klager betekend. Op 19 januari 2012 heeft verweerster per aangetekende post het aan klager betekende stuk retour ontvangen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster in strijd met het verzoek van klager in de loop van het begeleidingstraject door het NIM, toch de echtscheidingsprocedure aanhangig heeft gemaakt en heeft doorgezet,

b) verweerster bij de rechtbank een ouderschapsplan heeft ingediend, waarvan klager inhoudelijk niet op de hoogte was en dat niet de instemming van klager had,

c) verweerster zonder medeweten en toestemming van klager in de loop van het begeleidingstraject vertrouwelijke correspondentie heeft overgelegd met als gevolg dat het NIM het begeleidingstraject heeft stopgezet.

3 VERWEER

3.1 Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht. De cliënte van verweerster heeft zich in juni 2011 tot verweerster gewend met het verzoek zo spoedig mogelijk de echtscheiding op te starten. Verweerster heeft klager passend geïnformeerd en op de hoogte gehouden van de gerechtelijke procedures. In het verzoek tot echtscheiding is opgenomen dat de cliënte van verweerster er niet meer bekend is of de man al dan niet instemt met de inhoud van het concept- ouderschapsplan. Het verzoekschrift tot echtscheiding is klager tijdig en correct betekend. De advocaat van klager heeft namens klager een reactie gestuurd en heeft bevestigd dat klager haar het verzoekschrift tot echtscheiding ter hand had gesteld. Het NIM heeft de begeleiding stopgezet naar aanleiding van een incident waarbij klager een ruit bij de cliënte van verweerster heeft ingegooid. Het overleggen (bedoeld zal zijn gebruiken) van correspondentie van een medewerkster van Bureau Jeugdzorg is niet in strijd met de geheimhoudingsplicht en niet in strijd met het bepaalde in gedragsregel 12 van de gedragsregels voor advocaten aangezien de medewerkster geen advocaat is en bedoelde gedragsregel op haar dus niet van toepassing is, nog afgezien dat bedoelde correspondentie niet in een procedure is overgelegd.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van klachten over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is het daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechtelijk staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat betaamt. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige klachtzaak echter niet gebleken.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. Verweerster behartigde de belangen van haar cliënte en onweersproken is door verweerster gesteld, dat het de wens van haar cliënte was dat zo spoedig mogelijk de echtscheidingsprocedure aanhangig werd gemaakt. Verweerster mocht dus – ja, had zelfs de verplichting – te handelen zoals hij heeft gedaan. De voorzitter oordeelt klachtonderdeel a derhalve kennelijk ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. Verweerster heeft niet aan de rechtbank voorgespiegeld dat overeenstemming bestond over het concept-ouderschapsplan. Als klager het niet eens was met het concept-ouderschapsplan had het op zijn weg gelegen om in de echtscheidingsprocedure verweer te voeren. Klager had een advocaat maar er is geen verweer gevoerd. De voorzitter ziet dan ook niet in dat aan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter oordeelt klachtonderdeel b derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter als volgt. Klager heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat een einde is gekomen aan de begeleiding van het NIM doordat verweerster correspondentie heeft overgelegd die zij daarvoor niet had mogen gebruiken. Bij de stukken bevindt zich een brief van het NIM van 20 maart 2012, waarin naar voren wordt gebracht dat de heftigheid van de casus niet passend is bij het vrijwillige kader van NIM maatschappelijk werk en dat omdat er wel zorgen zijn over de kinderen de begeleiding aan Bureau Jeugdzorg wordt overgedragen. De voorzitter beoordeelt klachtonderdeel c derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum, als griffier op 9 november 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 november 2012 per aangetekende post en gewone verzonden aan:

-  klager

en per gewone post aan:

-   verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem.

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten