Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2508

Zaaknummer

B90-2011

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder, toen hij de zaak van klaagster op zich nam, beducht had moeten zijn voor de mogelijkheid dat niet klaagster maar P. , cliënt van verweerder, eigenaar was van de DAF en dat er derhalve sprake zou kunnen zijn van tegenstrijdige belangen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

B90-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

A

 

verder te noemen: klaagster

 

gemachtigde: B

 

tegen

 

C

 

verder te noemen: verweerder

 

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 13 april 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het

arrondissement Breda de door gemachtigde van klaagster op 24 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-         een brief van verweerder d.d. 28 november 2011 met daarbij 13 bijlagen, gericht aan de griffier van de raad van discipline, overgelegd ter zitting van 28 november 2011.

 

1.3              De klacht is behandeld ter openbare zittingen van de raad van 10 oktober 2011 en

            28 november 2011.

Klaagster en haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Verweerder is eveneens verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan.

 

Klaagster heeft in juni 2006 een leaseovereenkomst gesloten met de firma P  met betrekking tot een D truck. Vervolgens heeft klaagster deze D, met medewerking en goedkeuring van P.  doorgeleased aan O. Deze laatste heeft de truck verkocht aan een derde waarna de truck nog diverse keren is doorverkocht. Een manager van P. heeft namens P. aangifte gedaan van verduistering door O. Zij heeft vervolgens klaagster verzocht om aan O. een factuur voor de D te sturen. Klaagster heeft op 14 augustus 2006 een factuur gestuurd aan O. ten bedrage van € 91.610,58. Toen O. nalatig bleef te betalen heeft de manager van  P. zich met betrekking tot de zaak tot verweerder gewend en hem bij klaagster geïntroduceerd. Verweerder is vervolgens als advocaat van klaagster een procedure gestart tegen O. alsmede degenen die in diens opvolging de D hebben verkregen.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

           

Verweerder heeft de belangen behartigd van klaagster en een derde, terwijl de belangen van klaagster en die derde tegenstrijdig waren, althans het had de schijn daarvan.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door gemachtigde van klaagster samengevat het navolgende aangevoerd:

 

            Verweerder is de vaste advocaat van P. en behartigde de belangen van P. al op het moment dat deze de truck trachtte terug te halen bij O. Klaagster heeft het volledige bedrag voor de D aan P. terugbetaald en derhalve het gehele (proces)risico gedragen. P. was echter eigenaar van de truck, niet klaagster. Het risico was door P. verzekerd en de D was ook met haar instemming door klaagster op grond van een leaseovereenkomst aan O. ter beschikking gesteld. P. had derhalve bij O moeten revindiceren niet klaagster. Er was derhalve sprake van tegenstrijdige belangen tussen klaagster en P. Verweerder had dit moeten onderkennen en had niet ook tot behartiging van de belangen van klaagster mogen overgaan.

 

 

4. Het verweer

 

            Het standpunt van verweerder houdt samengevat in:

 

Verweerder heeft in deze zaak niet voor P. opgetreden, hetgeen in de rede ligt omdat er geen conflict bestond tussen P. en klaagster, terwijl er ook geen verschil van inzicht bestond in de relatie tussen klaagster en P. Verweerder betwist tegenstrijdige belangen te hebben gediend. P. heeft ingestemd met de afkoop van haar overeenkomst met klaagster, zodat de D kon worden verkocht en geleverd aan O. Toen O. nalatig bleef met betaling van de koopsom, heeft P. klaagster bij verweerder geïntroduceerd. Klager heeft verweerder gevraagd een procedure te voeren tegen O. en de opvolgende betrokken partijen.

 

 

 

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1       De raad stelt voorop dat een rechtszoekende erop mag en moet kunnen vertrouwen dat zijn advocaat of een van diens kantoorgenoten niet ook de tegenstrijdige belangen van zijn tegenpartij behartigt of in een later stadium gaat behartigen, ook niet als de rechtszoekende intussen geen cliënt meer is van het kantoor. Dit is een zo essentiële regel dat daarop geen uitzonderingen zijn toegestaan. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2       Verweerder heeft de klacht betwist. Ter zitting heeft hij medegedeeld dat hij op grond van de factuur d.d. 14 augustus 2006 van klaagster aan O., heeft aangenomen dat deze de D van P. had gekocht en dat die koopovereenkomst in elk geval voor

            21 augustus 2006 [de datum waarop hij voor het eerst contact had met klaagster] was gesloten. Tevens heeft hij verklaard dat dit hem ook zo door de manager van P. is voorgehouden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat verweerder in het voortraject in deze zaak voor de belangen van P. is opgetreden, noch dat hij in hoedanigheid van vaste advocaat van P. beschikte over informatie die hem van optreden voor klaagster had moeten weerhouden.  Ook anderszins is niet gebleken dat verweerder, toen hij de zaak van klaagster op zich nam, beducht had moeten zijn voor de mogelijkheid dat niet klaagster maar P. eigenaar was van de D en derhalve sprake zou kunnen zijn van tegenstrijdige belangen. Op grond van het voorgaande kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij voor klaagster is opgetreden.  De raad zal de klacht derhalve als ongegrond afwijzen.

 

 

6. Beslissing

 

            De raad verklaart de klacht ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door   mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen, L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op

30 januari 2012.

 

 

 

Griffier                                                  voorzitter

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 31 januari 2012.

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.