Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3424

Zaaknummer

12-110

Inhoudsindicatie

Klacht: In hoedanigheid van bindend adviseur onjuist advies uitgebracht en toelichting op het advies geweigerd hoewel dat in het advies was aangeboden.

Inhoudsindicatie

Beoordeling: In het kader van het tuchtrecht heeft de raad te beoordelen of verweerder als behoorlijk handelend advocaat in redelijkheid heeft kunnen adviseren zoals hij heeft gedaan c.q. heeft laten doen. De kansen en risico’s van een eventuele procedure zijn op de door SUR en klager aangedragen aspecten voldoende belicht. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de aan hem voorgelegde vragen verkeerd heeft beantwoord c.q. laten beantwoorden. Eerste onderdeel klacht ongegrond. Tweede onderdeel wel gegrond, toezegging ten onrechte niet gestand gedaan.

Uitspraak

Beslissing van 29 oktober 2012

in de zaak 12-110

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij brief aan de raad van 12 juni 2012 met kenmerk [..], door de raad ontvangen op 13 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement X de klacht ter kennis van de raad gebracht.

De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft kennis genomen van voornoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In een geschil met zijn buren werd klager bijgestaan door de Stichting Univé Rechtshulp, verder: SUR. Klager kon zich niet vinden in de beslissing van SUR dat hij in het kader van dat geschil niet in aanmerking kwam voor (vergoeding van de kosten van) rechtsbijstand vanwege de geringe kans op succes.

2.3 In het kader van de toepasselijke geschillenregeling heeft SUR bij brief d.d. 19 mei 2008 aan een door klager gekozen advocaat, verweerder, verzocht om bindend te adviseren omtrent een drietal rechtsvragen:

a) Levert de uitbouw bij de buren onrechtmatige hinder op?

b) Moet klager de buren toestaan om vanaf zijn grond werkzaamheden aan de scheidingsmuur te verrichten? Zo ja moet daar dan een schadevergoeding tegenover staan? Of kan klager de toegang tot zijn perceel zonder meer weigeren?

c) Moet klager er voor zorgen dat zijn klimop niet door de muur heen kan groeien, en mogen de buren, als dat toch gebeurt, klager aanmanen te snoeien en bij gebreke van actie op dat punt zelf tot snoeien overgaan en eventuele daaruit voortvloeiende kosten op klager verhalen?

2.4 Blijkens voormelde brief van 19 mei 2008 heeft SUR daarbij het complete dossier aan verweerder toegezonden.

2.5 Verweerder heeft klager op 21 mei 2008 thuis bezocht en de situatie ter plaatse in ogenschouw genomen.

2.6 Klager heeft verweerder bij brief d.d. 25 mei 2008 aanvullend geïnformeerd omtrent zijn kijk op de vraagstelling en de feitelijke situatie.

2.7 Bij brief d.d. 28 mei 2008 heeft verweerder klager bericht dat hij vanwege drukke werkzaamheden vlak voor zijn vakantie zijn kantoorgenote mr. [A] heeft verzocht de kwestie te bekijken. Zij heeft – blijkens de kop ervan op 24 juni 2008 – haar advies opgesteld. Dat is niet meteen aan klager toegezonden, zo bleek toen klager 14 juli 2008 telefonisch navraag deed. Het is hem alsnog per mail van diezelfde dag toegezonden.

2.8 Aan het slot van het advies staat vermeld dat [A] uiteraard graag bereid was om haar notitie nader toe te lichten. Bij ongedateerde brief van vijf bladzijden aan verweerder heeft klager van dat aanbod gebruik willen maken. Verweerder heeft daarop – na ruggespraak met SUR – geantwoord dat het dossier na overleg met SUR is gesloten en dat hij, klager, zich daarover tot SUR diende te wenden.

2.9 Bij brief d.d. 24 juli 2008 heeft de behandelaar bij SUR aan klager bericht dat hij, gezien de uitkomst van de geschillenregeling, juridisch gezien niets meer voor hem kan doen. Wel heeft hij daarbij aangeboden nog te bemiddelen bij het maken van afspraken met betrekking tot het voegwerk, en te zorgen voor de beantwoording van de brief van ARAG van 12 juni 2008, dit laatste met inachtneming van de uitkomst van de geschillenregeling. Klager heeft daar geen gebruik meer van willen maken, maar heeft het laten aankomen op een procedure die door zijn buurman tegen hem aanhangig is gemaakt bij de kantonrechter. Klager heeft in die procedure zelf verweer gevoerd.

2.10 In die procedure heeft op 1 juli 2010 een bezichtiging door partijen en de kantonrechter plaatsgevonden waar partijen tot overeenstemming zijn gekomen, welke nog zou worden vastgelegd. Over die vastlegging is een nieuw verschil van mening ontstaan waarop klager de kantonrechter heeft verzocht om uitspraak te doen. Die heeft dat gedaan bij vonnis van 25 mei 2011 en wel op hoofdlijnen conform hetgeen partijen ter gelegenheid van de bezichtiging waren overeengekomen.

2.11 Bij brief met bijlagen van 30 september 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een onjuist advies heeft laten uitbrengen;

b) niet heeft gereageerd op klagers verzoek om een nadere toelichting van het advies, ondanks het aanbod daartoe in het advies.

3.2 Klager meent dat het advies onvoldoende onderbouwd is. Hij plaatst voorts kanttekeningen bij de onafhankelijkheid van verweerder en zijn kantoorgenote die het advies heeft opgesteld nu de daarvoor door verweerder begrote en door SUR gegunde tijd van 7 uur niet toereikend kan zijn geweest om een voldoende deugdelijk advies te geven. Klager klaagt er niet over dat verweerder niet zelf het advies heeft opgesteld maar dat door zijn kantoorgenote heeft laten doen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft betwist dat het advies onjuist is of is opgesteld in het belang van SUR. Hij en zijn kantoor staan nog steeds achter het advies. Verweerder is bij klager thuis gaan kijken. Er is onderzoek gedaan naar de relevante arresten. Er is onderbouwd aangegeven welke haken en ogen er kleefden aan het gerezen geschil. Er is ook aangegeven dat nader onderzoek gedaan zou kunnen worden naar het exacte percentage van de vermindering van zonlicht door de aanbouw.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 In het kader van het tuchtrecht heeft de raad te beoordelen of verweerder als behoorlijk handelend advocaat in redelijkheid heeft kunnen adviseren zoals hij heeft gedaan c.q. heeft laten doen. De raad heeft daartoe kennis genomen van de gedetailleerde kritiek van klager in zijn klachtbrief en de toelichting daarop in de stukken en ter zitting, het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 17 augustus 2009 waar een gedeeltelijke schikking was getroffen, het resultaat van de bezichtiging door de kantonrechter ter plaatse op 1 juli 2010 waar partijen ter plaatse tot overeenstemming waren gekomen en het eindvonnis d.d. 25 mei 2011 van de kantonrechter..

5.2 De procedure bij de kantonrechter en het verloop daarvan hebben niet laten zien dat het door verweerder uitgebrachte bindend advies op wezenlijke onderdelen onjuist is. De kansen en risico’s van een eventuele procedure zijn op de door SUR en klager aangedragen aspecten voldoende belicht. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de aan hem voorgelegde vragen verkeerd heeft beantwoord c.q. laten beantwoorden. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Nu [A] in het bindend advies heeft vermeld dat zij bereid was haar notitie nader toe te lichten, diende zij althans verweerder die toezegging ook gestand te doen, zeker nu het advies voor klager negatief uitpakte en hij in zijn brief uitvoerig heeft uitgelegd waarom hij het met het advies niet eens was. Door dat na te laten heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad ziet af van oplegging van een maatregel gezien de beperkte ernst van de verweten gedraging.

BESLISSING

De raad van discipline:

Klachtonderdeel a) is ongegrond, klachtonderdeel b) gegrond. Aan verweerder wordt ter zake geen maatregel opgelegd.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, J.A. Holsbrink en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2012.

griffier voorzitter