Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3355

Zaaknummer

12-280A

Inhoudsindicatie

"Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over reactie op een aansprakelijkstelling. Klacht kennelijk ongegrond."

Uitspraak

Beslissing van 8 oktober 2012

in de zaak 12-280A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 20 september 2012 met kenmerk 1112-793, door de raad ontvangen op 21 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1. Klaagster is een vennootschap naar vreemd recht, die stelt als gemachtigde op te treden voor X.

1.2. Klaagster heeft namens X, bij brieven van 12 september 2011 en 25 januari 2012, het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Y ("het College") aansprakelijk gesteld voor de schade die X zou hebben geleden als gevolg van een politie-inval in een etablissement van X.

1.3. Het College heeft de aansprakelijkstelling doorgezonden naar zijn verzekeraar en de regiopolitie waar gemeente Y onder valt ("Regiopolitie Z"). Verweerder treedt op voor Regiopolitie Z en haar verzekeraar. Verweerder heeft bij brief van 3 april 2012 gereageerd op de aansprakelijkstelling. In deze brief heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding namens Regiopolitie Z en haar verzekeraar afgewezen. Aan het slot van de brief heeft verweerder opgemerkt dat voor hem en zijn cliënten niet te controleren is of klager daadwerkelijk optreedt voor X. Om die reden heeft verweerder de brief tevens naar X verzonden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij met zijn brief van 3 april 2012:

a) alle normen van ethiek heeft overschreden;

b) niet respectvol heeft gehandeld;

c) leugens heeft vermeld. Dit klachtonderdeel is door klaagster onder verwijzing naar enkele citaten in de brief van verweerder nader geconcretiseerd. De subonderdelen komen er op neer dat verweerder:

1. klaagster en X heeft misleid met zijn reactie namens Regiopolitie Z en de verzekeraar, omdat

- de aansprakelijkstelling was gericht tot het College;

- Regiopolitie Z de aansprakelijkstelling niet kan afwijzen, aangezien deze niet tot haar was gericht en zij vanwege het politieke protocol niet zelf mag reageren op een aansprakelijkstelling;

- Regiopolitie Z voor gemeente Y werkt en niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld;

enerzijds is erkend dat Regiopolitie Z een inval heeft gedaan, maar anderzijds causaal verband tussen deze daad en de schade is ontkend.

2. manipuleert, door bewijs te fabriceren, ongevraagd statistieken te produceren en een verklaring van Regiopolitie Z over te leggen;

3. heeft beoogd klaagster persoonlijk onderuit te halen;

4. klaagster heeft uitgemaakt voor leugenaar;

5. de code tussen cliënt en vertegenwoordiger heeft willen "verkrachten" met als doel klaagster te beledigen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat van misleiding en/of manipulatie geen sprake is geweest. Verweerder betwist dat hij de normen van ethiek zou hebben overschreden en heeft benadrukt dat hij bij zijn werkzaamheden tracht altijd te handelen naar de geest van de Gedragsregels en dit ook in deze zaak heeft gedaan.

3.2 Ook heeft verweerder betwist dat hij niet respectvol zou hebben gehandeld in zijn brief van 3 april 2012. Ten aanzien van klachtonderdeel c) en de subonderdelen daarvan heeft verweerder benadrukt dat deze grotendeels betrekking hebben op de juridisch inhoudelijke discussie die met klaagster is gevoerd en dat deze zich niet leent voor een tuchtrechtelijke beoordeling.

4 BEOORDELING

4.1 Klaagster klaagt als gemachtigde over de wijze waarop zij en X door verweerder zijn bejegend.

4.2 Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van de cliënt  van klaagster, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in de strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijke doel wordt gediend.

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter is verweerder met zijn brief van 3 april 2012 binnen de hem toekomende vrijheid gebleven die hem als advocaat van de wederpartij toekomt om de zaak naar eigen inzicht te behandelen. De brief is in correcte bewoordingen gesteld. Ook heeft verweerder klaagster en X respectvol bejegend. Dat de brief inhoudelijk klaagster en/of haar cliënt onwelgevallig was laat het voorafgaande onverlet.

4.4 Voorts is niet gebleken van leugens. Naar het oordeel van de voorzitter betreffen de vermeende leugens slechts verschillen van inzicht tussen de gemachtigden en hun cliënten over de aansprakelijkheid, de schade, de persoon die aansprakelijk is en de causaliteit. Ten  aanzien van de doorgeleiding van de aansprakelijkstelling van het College aan Regiopolitie Z en haar verzekeraar, overweegt de voorzitter dat het aan de wederpartij van de cliënt van klaagster, het College, is om te bepalen hoe zij de aansprakelijkstelling interpreteert.

4.5 Gelet op het voorgaande zijn de klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 8 oktober 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.