Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3875

Zaaknummer

R. 3962/12.96

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt de raad dat de klacht ziet op de handelwijze van verweerder in de tweede helft van 2011. Aangezien de klacht ingediend is bij brief van 16 december 2011 is er van overschrijding van een redelijke termijn geen sprake.

Inhoudsindicatie

Het feit dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 2009, terwijl de klacht in 2011 is ingediend, is in zoverre niet van belang.

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot de klacht zelf overweegt de raad dat het feit dat verweerder niet gereageerd heeft op herhaalde verzoeken van de gemachtigde van klager, verwijtbaar is. Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij zou reageren op deze herhaalde verzoeken en de gemachtigde in ieder geval had kunnen en moeten meedelen dat hij niets meer aan zijn eerdere e-mailbericht toe te voegen had.

Inhoudsindicatie

Het klachtonderdeel dat ziet op het geen kopie toesturen van het dossier van klager wordt ongegrond bevonden aangezien (de gemachtigde van) klager al over het dossier beschikte en bovendien niet kon worden vastgesteld dat verweerder over meer stukken beschikte dan klager.

Inhoudsindicatie

Volgt gedeeltelijke gegrondverklaring onder oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 mei 2012 met kenmerk K183 2011/2012 ew/ab, door de raad ontvangen op 4 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2012 in aanwezigheid van klager en diens gemachtigde mr. R. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in twee ontslagzaken, waarvan de laatste ontslagzaak geëindigd is met een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 januari 2009, waarbij het beroep van klager werd afgewezen.

2.2 Verweerder was niet in staat om klager bij de behandeling bij de Centrale Raad van Beroep bij te staan.

2.3 Verweerder heeft twee of drie dagen voor de behandeling contact opgenomen met klager in verband met zijn verhindering. Er is afgesproken dat mr. W., voormalig advocaat, klager ter zitting zou bijstaan.

2.4 Mr. W. heeft klager tijdens de behandeling bijgestaan.

2.5 Bij e-mailbericht van 20 augustus 2011 heeft de gemachtigde van klager verweerder onder meer verzocht om alle stukken betreffende de procedures van klager te mogen ontvangen, verweerder meegedeeld dat hij de werkgever gevraagd heeft het complete dossier van klager aan hem toe te sturen en verweerder gevraagd wat zijn beweegredenen waren om geen bezwaar te maken tegen de beoordeling van klager door zijn werkgever.

2.6 Bij e-mailbericht van 29 augustus 2011 heeft verweerder de gemachtigde van klager onder meer meegedeeld dat hij niet bekend was met de beoordeling totdat hij de tweede ontslagzaak voor klager ging behandelen.

2.7 De gemachtigde van klager heeft verweerder bij e-mailberichten van 11, 19 en 23 september 2011 diverse verzoeken om informatie gedaan en om afgifte van het dossier gevraagd. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

2.8 Bij brief met bijlagen van 16 december 2011 en een e-mailbericht van 16 januari 2012 heeft de gemachtigde van klager zich namens klager bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

a. e-mailberichten van zijn gemachtigde van 11, 19 en 23 september 2011 niet beantwoord heeft;

b. geweigerd heeft de door de gemachtigde van klager opgevraagde stukken te sturen naar deze gemachtigde.

3.3 De gemachtigde van klager heeft voorts gevraagd of het correct is dat verweerder zonder overleg of toestemming van klager mr. W. verzocht heeft hem te vervangen tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep. Verder heeft hij vragen gesteld over de wijze waarop de kosten van mr. W. zijn voldaan.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder verzoekt de raad klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht in verband met het tijdsverloop. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 2009, terwijl de klacht in 2011 is ingediend. De zaak zelf is ruim 8 jaar geleden begonnen.

4.2 Verweerder heeft, omdat hij klager niet bij de behandeling van de Centrale Raad van Beroep kon bijstaan, contact opgenomen met klager. Klager wenste geen uitstel van de behandeling en is akkoord gegaan met vervanging van verweerder door mr. W. Klager heeft niets te maken met de wijze waarop mr. W. betaald is voor de door hem verrichte werkzaamheden.

4.3 Verweerder heeft, omdat hij op 29 augustus 2011 al gereageerd had op een e-mail van 29 augustus 2011 van de gemachtigde van klager, niet meer gereageerd op diens latere e-mailberichten. Verweerder had niets meer toe te voegen aan zijn bericht van 29 augustus 2011.

4.4 Klager beschikte over het gehele dossier. Verweerder is er bovendien van uitgegaan dat de gemachtigde van klager het gehele dossier zou ontvangen van klagers werkgever. De gemachtigde van klager had verweerder immers laten weten het dossier ook daar opgevraagd te hebben.

4.5 Verweerder was niet eerder dan in het kader van de tweede ontslagzaak bekend met de eerdere beoordelingen van klager. Hij heeft dan ook geen bezwaar kunnen indienen tegen deze beoordeling.

4.6 Verweerder heeft eerder met klager een uitvoerig gesprek gehad. Bij dat gesprek was een vertrouwenspersoon van klager aanwezig.

 

5 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan uit mag gaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich niet na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval moeten maken, rekening houdende met de relevante feiten en omstandigheden, zoals daar zijn de aard en de ernst van de feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

5.2 De klacht heeft betrekking op de handelwijze van verweerder in de tweede helft van 2011. Aangezien de klacht ingediend is bij brief van 16 december 2011, is van overschrijding van een redelijke termijn geen sprake.

5.3 Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

 Ten aanzien van klachtonderdeel a.

5.4 Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij zou reageren op de herhaalde verzoeken van de gemachtigde van klager en hem in ieder geval had kunnen en moeten meedelen, dat hij niets meer aan zijn eerdere e-mailbericht toe te voegen had.

5.5 Verweerder heeft door in het geheel niet te reageren niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.6 Het klachtonderdeel is gegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

5.7 Verweerder heeft niet onbehoorlijk gehandeld door geen kopie van het dossier van klager te sturen, aangezien (de gemachtigde van) klager al over het dossier beschikte en bovendien niet kan worden vastgesteld dat verweerder over meer stukken beschikte dan klager.

5.8 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad dehierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl