Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3024

Zaaknummer

12-63

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing, klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder mocht zijn cliënte bijstaan bij zitting van Hof van Discipline ondanks het feit dat  twee van de  leden van het hof van Discipline zitting hebben in het rechterlijk college waar verweerder raadsheer plaatsvervanger is. Niet gebleken dat verweerder feitelijke stellingen heeft gebezigd waarvan hij had moeten weten dat deze onjuist zijn. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 mei 2012

in de zaak 12-63

naar aanleiding van de klacht van:

[klager]

wonende te [plaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 17 april  2012 met kenmerk RvT 1112-9217, door de raad ontvangen op 19 april 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 9.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Verweerder heeft mr. X bijgestaan in een  tuchtzaak waarin klager en zijn echtgenote een klacht tegen mr. X hadden ingediend.

1.2 Mr. X trad op als advocaat van de schoonvader van klager en diens huidige partner.

1.3 Tussen klager en zijn echtgenote enerzijds en zijn schoonvader en diens huidige partner anderzijds waren diverse geschillen ontstaan over het geregistreerde partnerschap van de schoonvader en diens partner en het beheer van het vermogen van de schoonvader van klager.

1.4 De onderhavige klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder mr. X heeft bijgestaan bij de behandeling van het hoger beroep van de tuchtzaak tegen mr. X bij het hof van discipline.

1.5 Het hof van discipline heeft in deze laatstgenoemde zaak een beslissing genomen op 6 mei 2011.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder mr. X heeft bijgestaan  tijdens de behandeling van het hoger beroep bij het hof van discipline, terwijl verweerder in die tijd ook als raadsheer plaatsvervanger werkzaam was in het gerechtshof [plaats], te weten in de civiele sector, terwijl twee leden van het hof van discipline eveneens deel uitmaken van de civiele sector van het gerechtshof [plaats]. Gelet op de aard van de door klager tegen mr. X ingediende klacht –klager verweet mr. X dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar handelde door te betogen dat klager in de steun van zijn echtgenote zó ver ging dat hij niet schroomde gebruik te maken van zijn contacten binnen de rechterlijke macht en het OM in de hoop/de verwachting de betreffende procedures in het voordeel van zijn echtgenote te doen beslechten- had verweerder er van af moeten zien om mr. X bij te staan tijdens de behandeling van de klacht door het hof van discipline;

b. verweerder bij de behandeling van de klacht tegen mr. X de stelling heeft ingenomen dat de [plaats] officier van justitie vernietiging van het geregistreerd partnerschap van de schoonvader van klager en diens partner heeft verzocht, terwijl die [plaats] officier van justitie hiërarchisch bezien op dat moment in een min of meer ondergeschikte verhouding tot klager stond omdat klager op dat moment ressorts-advocaat-generaal was bij het ressortparket [plaats], terwijl verweerder redelijkerwijs had moeten weten dat deze stelling feitelijk onjuist is;

c. verweerder pas tijdens de mondelinge behandeling bij het hof van discipline een pagina van de website www.rechtspraak.nl heeft overgelegd terwijl het rolreglement van het hof van discipline bepaalt dat stukken tot 15 dagen voorafgaand aan de zitting in het geding kunnen worden gebracht. Klager kon hierdoor daarop niet meer adequaat reageren en als gevolg daarvan ontstond de onjuiste indruk dat klager op een datum nog lid zou zijn van de rechterlijke macht, terwijl verweerder wist dat klager dat op die datum niet meer was.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

klachtonderdeel a.

3.2 De voorzitter overweegt dat het aan de rechter, in dit geval aan de tuchtrechter,  is om te zorgen dat zijn onpartijdigheid gewaarborgd is. Uit de stukken blijkt dat klager zich ook voorafgaand en tijdens de zitting van het hof van discipline heeft beroepen op zijn recht op onpartijdige tuchtrechtspraak. De leden van het hof van discipline hebben kennelijk geen aanleiding gezien zich te verschonen. Er is geen enkele reden waarom het verweerder niet vrij stond om als advocaat op te treden voor mr. X. Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.

klachtonderdeel b.

3.3 Klager is voormalig coördinerend vice-president van het gerechtshof ’s-[plaats]. Daarna was klager advocaat-generaal bij het ressortsparket te [plaats]. Blijkens het door klager overgelegde KB  d.d. 31 maart 2008 is aan klager met ingang van 1 juni 2008 op zijn verzoek eervol ontslag verleend als advocaat-generaal bij het ressortsparket.

3.4 Klager heeft eveneens een kopie overgelegd van het verzoek van de officier van justitie bij het arrondissementsparket [plaats] tot nietig verklaring van het geregistreerd partnerschap tussen de schoonvader van klager en diens partner. Dit verzoek dateert van 20 mei 2008.

3.5 Gelet op deze feiten is de stelling die klager heeft gebezigd, nl. dat de [plaats] officier van justitie die vernietiging van het geregistreerd partnerschap heeft verzocht in een min of meer hiërarchische verhouding tot klager stond feitelijk juist. Het feit dat in de huidige structuur van het Openbaar Ministerie geen sprake meer is van een hiërarchische relatie tussen de ressortsparketten en de arrondissementsparketten doet daaraan niet af.  Evenmin doet daaraan af het feit dat klager half april 2008 al afscheid genomen had van het ressortsparket. Ook klachtonderdeel b is derhalve kennelijk ongegrond.

klachtonderdeel c.

3.6 Gebleken is dat klager tijdens de behandeling bij het hof van discipline,  op 28 februari 2011, ook bezwaar heeft gemaakt tegen het overleggen door verweerder van de bewuste pagina van de website www.rechtspraak.nl. Het hof van discipline is kennelijk van oordeel geweest dat klager hierdoor niet in zijn belang is geschaad.

3.7 Gelet hierop en nu door klager geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die met zich meebrengen op grond waarvan het overleggen van de bewuste pagina desondanks tuchrechtelijk verwijtbaar is, is ook klachtonderdeel c kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 16 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:

klager

verweerster

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten