Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3707

Zaaknummer

B130-2012

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder heeft gezegd dat klaagster zelf rechten moet gaan studeren, zodat zij over twee jaren haar rechten zou kunnen verdedigen. Niet komen vast te staan dat verweerder de zaak bij het UWV in behandeling heeft gehad.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2012

     in de zaak B 130-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

X

 

klaagster

 

tegen:

 

Y

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 23 april 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 23 april 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van verweerder met bijlagen d.d. 12 oktober 2012.

 

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klaagster vanaf juni 2009 bijgestaan in een ontslagzaak en een loonvorderingskwestie. Verweerder heeft klaagster bijgestaan op basis van een toevoeging.

2.2      Op 5 november 2009 heeft een andere advocaat zich bij verweerder gemeld als opvolgende advocaat.

 

3         KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:          

1.         verweerder heeft gezegd dat klaagster zelf rechten moet gaan studeren, zodat zij over twee jaren haar rechten zou kunnen verdedigen.

2.         Klaagster bescheiden nodig had voor de zaak bij het UWV, waarvan verweerder de behandeling had overgenomen en waarvoor klaagster ook heeft betaald.

 

4               VERWEER

4.1     Ad klachtonderdeel 1

          Verweerder betwist zich op de door klaagster gestelde wijze te hebben uitgelaten.

4.2     Ad klachtonderdeel 2

          Klaagster heeft verweerder nimmer gevraagd de UWV-kwestie te behandelen. Verweerder heeft deze zaak nimmer in behandeling genomen en klaagster heeft hem hiervoor ook niet betaald.

         

 

 

5        BEOORDELING        

5.1     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft betwist dat hij heeft gezegd dat klaagster zelf rechten moet gaan studeren, zodat zij over twee jaren haar rechten zou kunnen verdedigen. Uit de aan de raad overgelegde stukken is voorts niet gebleken dat verweerder zich op de door klaagster gestelde wijze heeft uitgelaten.

5.2     In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Ter zake dit onderdeel van de klacht is dit niet het geval, zodat klachtonderdeel 1 ongegrond is.

5.3     Klachtonderdeel 2

          Verweerder heeft klaagsters stelling, dat hij de UWV-kwestie in behandeling heeft gehad en dat klaagster hiervoor heeft betaald, betwist. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder zijn brief aan klaagster d.d. 30 oktober 2009 overgelegd. In deze brief schrijft verweerder onder meer:

                      “U hebt mij stukken toegestuurd betreffende uw zaak tegen het UWV.

          Ik heb deze zaak echter niet in behandeling. U hebt mij deze zaak ook niet in behandeling gegeven, ik zal de brief dus voor kennisgeving aannemen.

          Zonder uw andersluidend bericht ga ik er van uit dat ik de zaak tegen het UWV niet voor u heb te behandelen.”

5.4     Klaagster heeft niet aangetoond dat zij verweerder na ontvangst van deze brief heeft verzocht om de zaak toch in behandeling te nemen. De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat verweerder de UWV-kwestie in behandeling heeft gehad. Evenmin is gebleken dat klaagster verweerder hiervoor heeft betaald. Ook dit onderdeel van de klacht zal de raad derhalve als ongegrond afwijzen.

5.5     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       18 december 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klaagster

              -         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl