Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3486

Zaaknummer

6238

Inhoudsindicatie

Geen beroep mogelijk tegen beslissing van de raad waarin verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 6238

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

       

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 juli 2011, onder nummer 10-440A, aan partijen toegezonden op 18 juli 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 augustus 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 17 augustus 2011;

-    e-mailbericht van klaagster aan het hof van 27 september 2011;

-    e-mailbericht van klaagster aan het hof van 28 september 2011;

-    de brief van klaagster aan het hof van 5 januari 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van  9 juli 2012, waar klaagster en verweerster zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT/HET VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster:

a.    een namens haar met klaagster gemaakte afspraak op het laatste moment heeft afgezegd;

b.    een namens haar gedane toezegging om nog dezelfde week een nieuwe afspraak te maken niet gestand heeft gedaan;

c.    de toezegging om een door klaagster gewenst stuk uit het dossier te zullen opzoeken en toesturen evenmin gestand heeft gedaan.

Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door te overwegen dat de gedragingen van verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar zijn.

4    BEOORDELING

Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klaagster niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad en zij dus niet-ontvankelijk is in haar beroep.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 juli 2011 gegeven onder nummer 10-440A

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A. Beker, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2012.