Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2431

Zaaknummer

R. 3871/12.5

Inhoudsindicatie

De termijn waarbinnen klager de klacht heeft ingediend tegen verweerder is zo onredelijk lang, voor zover het de tot en met september 2004 verleende rechtsbijstand betreft, dat de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afwijst.

Uitspraak

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 3 januari 2012 met kenmerk K250 2010/2011, door de Raad ontvangen op 4 januari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Klager is in 1998 als slachtoffer betrokken geweest bij een verkeersongeval, ten gevolge waarvan klager (letsel)schade heeft opgelopen.

1.2 Klager heeft zich in november 2000 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in de afwikkeling van de uit dit ongeval voortvloeiende letselschadezaak. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager op diens verzoek gestaakt in oktober 2004.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. klagers zaak op basis van no cure, no pay zou hebben aangenomen;

b. geen antwoorden heeft verkregen op de vragen die hij namens verweerder aan de getuigen van het ongeval diende te stellen;

c. een getuige uit handen heeft gegeven aan de wederpartij;

d. zich heeft laten intimideren door een verbalisant die als getuige in de letselschadezaak werd gehoord;

e. getracht zou hebben de kosten voor de wederpartij te reduceren;

f. geld zou hebben ontvangen van de wederpartij om de oprichting van zijn kantoor te financieren;

g. ten onrechte klagers dossier onder zich heeft gehouden.

 

3 BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met g

3.1 De Advocatenwet kent geen algemene termijn voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter met zich mee dat een advocaat er van uit moet kunnen gaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn wordt ingediend. Welke termijn als redelijk wordt beschouwd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn onder meer, doch niet uitsluitend, de aard en het gewicht van de klacht, en bezien vanuit de positie van de advocaat, de vraag of de advocaat na verloop van tijd nog redelijkerwijs met een klacht over zijn optreden rekening heeft moeten houden alsmede de vraag of de inmiddels verstreken tijd de advocaat in een nadelige bewijspositie heeft gebracht.

3.2 Verweerder heeft in de periode van januari 2000 tot en met september 2004 werkzaamheden voor klager verricht. Op basis van de stukken is niet gebleken dat klager na 2004 nog contact met verweerder heeft gehad dan wel dat klager op enige wijze zijn ongenoegen kenbaar heeft gemaakt over de wijze waarop verweerder klagers belangen heeft behartigd. De klacht is eerst in juli 2011 ingediend, derhalve ruim 6 ½ jaar nadat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij 6 ½ jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Ook anderszins zijn voor het tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang voor zover het de tot en met september 2004 verleende rechtsbijstand betreft, hetgeen leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van bedoelde klachtonderdelen.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 1 februari 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.