Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3409

Zaaknummer

12-284A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klagers kennelijk niet-ontvankelijk in klacht tegen eigen advocaat wegens tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van 18 oktober 2012

in de zaak 12-284A

naar aanleiding van de klacht van:

1. de heer

2. mevrouw

 

klagers

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 20 september 2012 met kenmerk1112-711, door de raad ontvangen op 21 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klagers bijgestaan bij de afwikkeling van een nalatenschap van de vader van klager sub 1, overleden in 1965. Verweerder is in 2005 bij de zaak betrokken. Op 17 april 2007 heeft ten overstaan van de rechtbank Arnhem een comparitie in de zaak plaatsgevonden. Bij die gelegenheid trad klaagster sub 2 als gemachtigde op van haar echtgenoot (klager sub 1), die thuis was gebleven. Tijdens de comparitie is tussen partijen een schikking bereikt op grond waarvan klagers een geldbedrag aan de wederpartij dienden te voldoen. Tijdens de vakantie van verweerder heeft een deurwaarder in opdracht van de wederpartij een aanzegging tot betaling gedaan aan het adres van klagers. Verweerder heeft omstreeks half augustus 2007 zijn werkzaamheden beëindigd.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich bij de behandeling van klagers zaak onverantwoordelijk heeft gedragen en een advocaat onwaardig gedrag heeft getoond.

2.2 Ter onderbouwing van hun klacht hebben klagers verweerder een groot aantal verwijten gemaakt.

3 BEOORDELING

3.1 De voorzitter is van oordeel dat klagers kennelijk niet-ontvankelijk zijn in hun klacht en overweegt daartoe het volgende. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klagers in 2005 aangevangen en in augustus 2007 beëindigd. Op 18 april 2012 hebben klagers hun klacht ingediend.

3.2 Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid vanuit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Klagers hebben niet begrijpelijk gemaakt waarom zij bijna vijf jaar hebben gewacht met het indienen van de onderhavige klacht. Het feit dat klagers verweerder in een eerder stadium via hun rechtsbijstandsverzekeraar aansprakelijk hebben gesteld voor door hen geleden schade als gevolg van tekortschieten door verweerder bij de behandeling van de zaak, doet daar niet aan af. Verweerder had immers al op 14 augustus 2007 op zorgvuldige wijze zijn werkzaamheden als advocaat voor klagers beëindigd. Op dat moment ging bovenbedoelde redelijke termijn lopen. Ook anderszins zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Daar komt nog bij, dat het door het tijdsverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang voor zover het de tot 14 augustus 2007 verleende bijstand betreft.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klagers kennelijk niet-ontvankelijk in hun klacht.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr.L.H. Rammeloo als griffier op 18 oktober 2012.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdambinnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.