Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3014

Zaaknummer

11-152

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing, klacht tegen deken over het weigeren een spreekuur voor justitiabelen te houden, zoals bedoeld in artikel 46c lid 5 Advocatenwet. Klacht kennelijk niet ontvankelijk wegens het ontbreken van een belang en kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 29 juni 2012

in de zaak 11-152

naar aanleiding van de klacht van:

[klager]

[adres]

tegen:

[verweerder]

advocaat te [plaats]

in zijn hoedanigheid van deken

van de orde van advocaten

in het arrondissement [plaats]

[adres]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Utrecht van 29 mei 2012 met kenmerk 1112-9191, door de raad ontvangen op 30 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 7.

KLACHT

Klager beklaagt zich over het feit dat verweerder in zijn functie van locaal deken, hardnekkig, ondanks eerder nadrukkelijk verzoek, weigert een spreekuur voor justitiabelen te houden, zoals bedoeld in artikel 46c lid 5 Advocatenwet.

VERWEER

In zijn brief d.d. 10 februari 2012 heeft verweerder aangegeven dat de orde van advocaten in het arrondissement [plaats] en de deken per telefoon, fax en email bereikbaar zijn gedurende en op de op de website van de orde van vermelde wijze en tijden.

BEOORDELING

Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat, komt niet aan een ieder toe doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

Klager heeft niet (voldoende gemotiveerd) gesteld in welk belang dat de bepaling van artikel 46c lid 5 Advocatenwet beoogt te beschermen hij is getroffen. Het is ook niet gebleken dat klager in zijn belang is getroffen. De klacht is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Ten overvloede overweegt de voorzitter nog dat het optreden van een deken als zodanig niet onder tuchtrechtelijke controle staat, tenzij de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Daarvan is de voorzitter niet gebleken.

BESLISSING

De klacht wordt als kennelijk niet ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 29 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 juli 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht