Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3691

Zaaknummer

12-148

Inhoudsindicatie

Tijdsverloop van 3,5 jaar tussen beweerdelijk klachtwaardig handelen of nalaten en indienen van de klacht leidt tot het kennelijk niet-ontvankelijk zijn van de klacht. Klager heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het tijdsverloop rechtvaardigen.

Uitspraak

Beslissing van 18 september 2012

in de zaak 12-148

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

[ ]

klager

tegen:

mr. [ ]

advocaat te [ ]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zutphen van 23 augustus 2012, door de raad ontvangen op 24 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2 In 2003 is de arbeidsongeschiktheidsuitkering die klager van De Amersfoortse ontving, ingetrokken en is de polis beëindigd. Verweerder heeft klager eind 2007 / begin 2008 bijgestaan tegen De Amersfoortse, nu deze onvoldoende zou hebben onderzocht of er sprake was van ADHD die destijds tot de arbeidsongeschiktheid geleid zou kunnen hebben. De Amersfoortse heeft bij brief d.d. 9 januari 2008 uiteengezet waarom de mogelijkheid van ADHD niet nader door De Amersfoortse is onderzocht en de vordering van klager afgewezen. In deze brief wordt in de laatste alinea melding gemaakt van het feit dat de brief moet worden aangemerkt als een afwijzing van de vordering tot uitkering en dat ingevolge artikel 7:942 lid 3 BW de vordering, waaronder ook eventuele vordering tot premievrijstelling wordt begrepen, zes maanden na 9 januari 2008 verjaart.

1.3 De brief van De Amersfoortse is door verweerder aan klager bij brief d.d. 14 januari doorgestuurd. Klager en verweerder hebben de brief van De Amersfoortse in een telefoongesprek op 18 januari 2008 besproken. Er is toen besloten de zaak te laten rusten en het dossier te sluiten. Afgesproken is dat, mocht klager de zaak toch willen doorzetten, dat klager verweerder dat op korte termijn nader zou laten weten.

1.4 Op 3 september 2009 heeft klager contact gezocht met mr. D., de werkgever van verweerder. Verweerder heeft vervolgens contact met klager opgenomen en hem medegedeeld dat niet meer op de zaak kon worden teruggekomen. Klager heeft zich op 9 augustus 2011 gewend tot de Deken, met het verzoek hem behulpzaam te zijn bij het op schrift stellen van zijn klacht.

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt in essentie verweerder een handelen of een nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, in die zin dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij hem niet volledig en juist geïnformeerd heeft over de consequenties van het sluiten van het dossier.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De inhoud van de brief van De Amersfoortse, waarin de vordering is afgewezen, is met klager telefonisch besproken. Na ongeveer 1,5 jaar zocht klager opnieuw telefonisch contact. Aan klager is uiteengezet dat de vordering was verjaard.

4. BEOORDELING

4.1 Het tijdsverloop tussen de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht en de klacht zelf, bedraagt ruim 3,5 jaar. Gelet op dit tijdsverloop dienen twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kortgezegd dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange termijn nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds.

Factoren die een rol kunnen spelen zijn onder meer de aard en het gewicht van de klacht, de afhankelijkheid van de klager van de advocaat tegen wie de klacht is gericht en, gezien vanuit de positie van de advocaat, de vraag of de advocaat na verloop van tijd nog redelijkerwijs met een klacht over zijn optreden heeft moeten rekening houden, alsmede de vraag of de inmiddels verstreken tijd de advocaat in een nadelige bewijspositie heeft gebracht.

Voor het tijdsverloop van 3,5 jaar heeft klager geen goede verklaring gegeven. In 2009 heeft klager contact gezocht met het kantoor van verweerder. Reeds toen gaf klager te kennen niet tevreden te zijn met de wijze waarop de zaak was geëindigd. Onduidelijk is waarom klager in 2009 de klacht niet heeft doorgezet. Klager en verweerder geven geen eensluidende lezing over hetgeen in 2008 en in 2009 is besproken tussen hen. Gelet op alle omstandigheden van het geval dient het tijdsverloop van 3,5 jaar in het onderhavige geval dan ook te leiden tot een kennelijk niet-ontvankelijkheid.  

5. BESLISSING

De klacht van klager is in al zijn onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 18 september 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen

- het Bureau van de Orde van Advocaten in Den Haag.