Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2616

Zaaknummer

B160-2011

Inhoudsindicatie

Bij ontbreken van machtiging moet het ervoor gehouden worden dat klager de klacht niet namens de cliënt van verweerder maar pro se heeft ingediend. Gelet op geheimhoudingsplicht terechte weigering om stukken van cliënt aan klager toe te sturen.

Inhoudsindicatie

Geen eigen belang bij klacht over de kwaliteit van de dienstverlening.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 maart 2012

in de zaak B160-2011

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 september 2011 op de klacht van:

 

A

klager

 

B

verweerder

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 17 augustus 2011 met kenmerk C door de raad ontvangen op 19 augustus 2011 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement D de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 9 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond en klachtonderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 september 2011 is verzonden aan klager.

1.3         Bij brief van 21 september 2011 door de raad ontvangen op 22 september 2011 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2012 in aanwezigheid van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5         De raad heeft kennisgenomen van:

-                               de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

-               de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                               het verzetschrift van klager d.d. 21 september 2011.

 

2.       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1.  Verweerder heeft de heer X bijgestaan in een asiel- c.q. uitzettingszaak. De  

         heer X is op 22 april 2009 Nederland uitgezet en verblijft thans in L.

2.2.  Klager heeft bij brief d.d. 23 maart 2009 aan verweerder verzocht hem een

         kopie toe te zenden van het verslag van het nadere gehoor van 7 mei 2008.

         Verweerder heeft klager bij brief d.d. 18 november 2009 medegedeeld niet     

         op zijn verzoek in te gaan, omdat in de stukken persoonlijke verklaringen van

         de heer X voorkwamen.

2.3.  Bij brief van 17 februari 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over    

         verweerder.

 

3      KLACHT EN VERZET

       De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk

       verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

                     A. verweerder weigert klager stukken van de zaak X te geven terwijl klager   

    door M tot zaakwaarnemer is benoemd.

                     B. verweerder weigert een klacht in te dienen over de vernederende en    

    inhumane manier waarop X het land is uitgezet.

De grond van het verzet is, zakelijk weergegeven, dat klager door de heer X     weldegelijk tot zaakwaarnemer is benoemd.

 

 

4       BEOORDELING

a.      De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing overwogen dat uit de aan de raad overgelegde stukken niet is gebleken dat klager door de heer X is gemachtigd om een klacht tegen verweerder in te dienen, zodat, bij gebreke van een toereikende volmacht, het ervoor dient te worden gehouden dat klager de klacht namens zichzelf heeft ingediend. Ter zake klachtonderdeel 1 heeft de voorzitter overwogen dat verweerder, gelet op zijn geheimhoudingsplicht terecht heeft geweigerd stukken betreffende de zaak van de heer X aan klager toe te sturen, zodat dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Ter zake klachtonderdeel 2 heeft de voorzitter terecht overwogen dat het klachtrecht slechts in het leven is geroepen voor degenen die door een

handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang is getroffen of kan worden getroffen, zodat aan klager geen klachtrecht toekomt betreffende de wijze waarop verweerder de belangen van de heer X al dan niet heeft behartigd. Om die reden heeft de voorzitter dit onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

b.      Nu klager in zijn verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht, noch stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat wel sprake is van een toereikende volmacht, concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs.E.J.P.J.M. Kneepkens, J. van den Dries, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2012.

 

          mr. Th.H.G. van de Langenberg                                 mr. P.M. Knaapen,

          griffier                                                                          voorzitter                                                                              

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.