Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3889

Zaaknummer

R. 3945/12.79

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft de behartiging van de belangen van klagers voormalige echtgenote overgenomen van een andere advocaat. Bij aanvang van de behandeling heeft verweerder met een brief bij klager geïnformeerd naar de voortgang van de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Klacht dat de brief onnodig is gestuurd daar volgens klager zijn voormalige echtgenote van alle ontwikkelingen op de hoogte was, zodat de voormalige echtgenote onnodig op kosten is gejaagd. Klacht kennelijk ongegrond. In het verzet zijn stukken in het geding gebracht die handelingen van verweerder en verwikkelingen betreffen die dateren van na de afsluiting van het onderzoek van de deken. Deze worden buiten beschouwing gelaten. Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 14 maart 2012, door de raad ontvangen op 20 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 april 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 11 april 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brieven van 16 april 2012, door de raad ontvangen op 17 april 2012, en 22 april 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Nadien heeft klager nog op 10 augustus 2012 (ontvangen op 13 augustus 2012), ongedateerd (ontvangen op 29 augustus 2012) en 14 september 2012 (ontvangen op 18 september 2012) stukken in het geding gebracht.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

2.2    In het verzet heeft klager zich beroepen op stukken die betrekking hebben op handelingen van verweerder uit de periode na de afsluiting van het onderzoek van de deken, zodat de raad daarop in het kader van het verzet geen acht slaat.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij hem onnodig een brief heeft gestuurd, waarin hij vraagt hoe het met de voortgang van de verkoop van de voormalig echtelijke woning staat. Vanwege het feit dat klager zijn voormalige echtgenote op de hoogte heeft gehouden van alle ontwikkelingen was de brief van verweerder overbodig en heeft verweerder de voormalige echtgenote van klager onnodig op kosten gejaagd.

3.3    In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager meent dat de plaatsvervangend voorzitter de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam niet heeft meegewogen in het oordeel.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    Zoals hiervoor is vermeld, heeft klager in het verzet stukken aan de raad overgelegd die betrekking hebben op handelingen van verweerder en verwikkelingen in klagers zaak die dateren van na afsluiting van het onderzoek van de deken. Deze zijn aldus niet van belang voor de beoordeling van de klacht, die betrekking heeft op verweerders brief van 20 december 2011 aan klagers advocaat.

5.2    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Overigens is de raad van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij onzorgvuldig is opgetreden.

5.3    De raad verenigt zich gezien het voorgaande met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en en maakt die tot de zijne.    

Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.