Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3696

Zaaknummer

B149-2012

Inhoudsindicatie

De plaatsvervangend voorzitter heeft in zijn beslissing op juiste gronden overwogen dat, nu niet valt in te zien waarom klager nog twee jaar heeft gewacht met zijn verzoek om doorzending van dit klachtonderdeel, klager thans niet meer in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

  Beslissing van 26 november 2012

  in de zaak B 149-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 juni 2012 op de klacht van:

 

                  A

klager

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

 

 

1               Verloop van de procedure

 

1.1         Bij brief aan de raad van 14 mei 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 15 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement C de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         Bij beslissing van 4 juni 2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 4 juni 2012 is verzonden aan klager.

 

1.3         Bij brief van 16 juni 2012, door de raad ontvangen op 18 juni 2012, heeft klager verzet gedaan bij de raad tegen de beslissing van de voorzitter.

 

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft de raad bij brief van 20 juni 2012 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.5         De raad heeft kennis genomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klager d.d.16 april 2012 ;

-            de brief van verweerder van 20 juni 2012.

 

 

2               FEITEn

 

2.1     Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter geformuleerde vaststaande feiten, aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

 

2.2     De plaatsvervangend voorzitter heeft bij beslissing van 4 juni 2012 klachtonderdelen 1, 3 en 4 als kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel 2 als kennelijk ongegrond afgewezen.

 

 

3               KLACHT EN VERZET

 

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder klager rechtstreeks heeft benaderd terwijl hij, klager, door een advocaat werd bijgestaan;

2.      verweerder in een klachtprocedure zonder overleg met de advocate van klager confraternele correspondentie heeft overgelegd aan het Hof van Discipline;

3.      verweerder zijn declaraties heeft verrekend met het aandeel van zijn cliënte in de opbrengst van de verkoop van de woning;

4.      verweerder in een strafzaak is opgetreden als advocaat van de dader alsmede als advocaat van het slachtoffer.

 

3.2     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de raad van discipline en de deken verweerder tegen beter weten in, in bescherming nemen. Met name het oordeel uit 2009 van de deken over klachtonderdeel 4 is een grove rechterlijke dwaling en daar moet opnieuw naar worden gekeken.

 

 

4               BEOORDELING

 

4.1         Klager stelt dat met name het oordeel van de deken ten aanzien van het vierde klachtonderdeel een grove rechterlijke dwaling betreft en dat daarnaar opnieuw dient te worden gekeken. De voorzitter heeft hierover terecht overwogen dat het, voor zover klager het niet eens was met het standpunt van de deken van 7 september 2009, op de weg van klager had gelegen om de deken te verzoeken de klacht aan de raad van discipline door te zenden. Klager heeft hierover ter zitting verklaard dit destijds niet te hebben gedaan, aangezien hij toen niet op de hoogte was van de mogelijkheid om doorzending te verzoeken. Het is de raad ambtshalve bekend dat klager in de brief van de deken van 7 september 2009 uitdrukkelijk op deze mogelijkheid is gewezen. De deken schreef hierin immers onder meer het volgende:

 

“(…) In deze brief wordt u mijn standpunt kenbaar gemaakt over de door u aan mij ter kennis gebrachte klacht. De advocatenwet biedt u de mogelijkheid deze klacht -zo u dat wenst- ter beoordeling voor te (doen) leggen aan de raad van discipline te H Daartoe kan aanleiding zijn, wanneer u vindt, dat met mijn standpunt uw klacht niet genoegzaam is afgedaan. In dat geval verzoek ik u mij zulks binnen drie weken na heden te berichten.

 

In dat geval zal ik voor doorzending van het dossier zorgdragen. Hoor ik niet van u binnen deze termijn dan leg ik het dossier af.”

 

Hieruit blijkt dat klager op de hoogte was van de mogelijkheid om doorzending aan de raad van discipline te verzoeken. De plaatsvervangend voorzitter heeft in zijn beslissing dan ook op juiste gronden overwogen dat, nu niet valt in te zien waarom klager nog twee jaar heeft gewacht met zijn verzoek om doorzending van dit klachtonderdeel, klager thans niet meer in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

 

4.2      Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.

 

 

              5        BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 november 2012 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2012

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

 

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

     ‘s-Hertogenbosch

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.