Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1711

Zaaknummer

R207-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Wegens medische redenen tekortschieten bij de behandeling van een kort geding. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij in geval van ontstentenis om aanhouding vraagt dan wel een kantoorgenoot een zitting laat overnemen. 

Inhoudsindicatie

Onjuiste vermelding van appeltermijn is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat de appeltermijn uiteindelijk niet ongebruikt is verstreken was enkel te danken aan derden. Een advocaat dient op de hoogte te zijn van de duur van een appeltermijn.

Inhoudsindicatie

Niet toezenden van een concept appelmemorie: tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Berisping.

Uitspraak

 

R207-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

 

1. X

2. Y

klagers,

 

tegen

 

Z

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de klachtprocedure.

 

Bij schrijven van 18 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 februari 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 28 maart 2011.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klagers bijgestaan in een kort geding procedure en in de appelprocedure die daarop volgde. Klagers zijn mede-erfgenaam van een onroerende zaak, zijnde de woning waar wijlen hun moeder woonde, samen met de oudste zus van klagers. Nadat moeder was gevallen en in een verzorgingshuis werd opgenomen hebben klagers verweerder verzocht te bewerkstelligen dat hun zus de woning zou verlaten zodat de woning kon worden verkocht. Op 7 mei 2009 is de moeder van klagers overleden en is verweerder met het kort geding aan de slag gegaan. De behandeling daarvan vond plaats op 27 oktober 2009. Verweerder heeft vervolgens namens klagers hoger beroep ingesteld. Tijdens de comparitie die daarop volgde  gaf de zittingsrechter aan dat verweerder de verkeerde procedure had opgestart. Vervolgens is het appel ingetrokken. Verweerder heeft de kosten die waren gemoeid met het voeren van de appelprocedure voor zijn eigen rekening genomen.

 

3.         De klacht

 

3.1       De klacht houdt het volgende in:

1          Vanaf december 2008 is verweerder –vergeefs- doende geweest om een einde te maken aan verblijf van klagers’ zuster uit de voormalige woning van moeder; moeder is op 7 mei 2009 overleden en eerst op 27 oktober 2009 vond er een kort geding behandeling plaats;

2          Verweerder heeft tijdens de kort geding behandeling slecht gepresteerd: hij heeft geen financieel plaatje gemaakt en geen foto’s over gelegd van achterstallig onderhoud; hij was 20 minuten te laat en had de zaak slecht voorbereid. Hij heeft geen politierapporten met mutaties opgevraagd;

3          Verweerder heeft de verkeerde procedure gevoerd: geen kort geding, maar bodemgeding was geïndiceerd, zo bleek tijdens de comparitie van partijen in hoger beroep;

4          Hij heeft verkeerde informatie gegeven over de termijn van hoger beroep: abusievelijk stelt hij die termijn op drie maanden in plaats van vier weken;

5          Ondanks diverse malen bellen heeft verweerder geen conceptstukken toegezonden aan klagers ten behoeve van de hoger beroep behandeling.

 

4.         Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:       

            Ad 1

            Dat pas op 27 oktober 2009 de behandeling van het kort geding plaatsvond, vond zijn oorzaak in het geschrijf van de advocaat van de wederpartij, en is niet te wijten aan verweerder.

Ad 2

Verweerder erkent tekort geschoten te zijn in de behandeling van het kort geding. Een aantal dagen voorafgaand aan de zitting had hij  migraine en daardoor werd zijn voorbereidingstijd ingekort. Daardoor was er ter zitting geen goede onderbouwing aanwezig. De kantoorgenote van verweerder kende de zaak niet, zodat het geen optie was om klagers ter zitting door haar te laten bijstaan. Een dag voor de zitting kon ook geen aanhouding worden gevraagd.

Ad 3

Verweerder betwist dat hij de verkeerde procedure heeft gevolgd. Verweerder had van klagers de opdracht gekregen om te bewerkstelligen dat de wederpartij de woning zo spoedig mogelijk zou verlaten. Derhalve lag het aanhangig maken van een kort geding procedure in de rede.

Ad 4

Verweerder erkent dat hij aanvankelijk abusievelijk aan klagers heeft medegedeeld dat de appeltermijn drie maanden zou zijn terwijl deze vier weken was. De appeltermijn bevond zich echter op dat moment in de derde week zodat er niets is misgegaan bij het instellen van hoger beroep.

Ad 5

Verweerder heeft aan klagers medegedeeld dat hij zou proberen klagers een concept toe te sturen maar dat hij niets kon toezeggen. Verweerder erkent dat hij klagers een concept had moeten toesturen, hij heeft zich verkeken op de hoeveelheid werk.

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

5.1.      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

 

5.2       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

5.3       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

            Klachtonderdeel 1

5.4       Toen op 7 mei 2009 de moeder van klagers overleed ontstond een nieuwe situatie en verweerder is aan de slag gegaan met de voorbereiding van de kort geding procedure. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder daarbij onvoldoende voortvarendheid heeft betracht. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.  

 

            Klachtonderdeel 2

5.5       Verweerder heeft erkend dat hij is tekort geschoten in de behandeling van het kort geding. Wegens migraine heeft hij de zitting niet goed kunnen voorbereiden. Ter zitting waren geen bewijzen, foto’s en een financiële onderbouwing van het achterstallig onderhoud aan de woning voorhanden. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om ofwel aanhouding van de zitting te vragen ofwel zijn kantoorgenote de zitting te laten overnemen. Door dit na te laten heeft verweerder niet gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

            Klachtonderdeel 3

5.6       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klagers verweerder hebben verzocht te bewerkstelligen dat hun zus de woning zou verlaten zodat de woning kon worden verkocht. In verband met het „verkoop gereed“ maken van de woning was het van belang dat achterstallig onderhoud aan de woning werd gepleegd. Omdat de zus van klagers echter weigerde klagers toegang te verschaffen tot het perceel en haar aanwezigheid in de woning de verkoop zou frustreren, hadden klagers er een spoedeisend belang bij dat de zus van klagers de woning zou verlaten. Derhalve kan naar het oordeel van de raad niet worden gezegd dat verweerder een onjuiste beslissing heeft genomen door jegens de zus een kort geding procedure aanhangig te maken. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

 

            Klachtonderdeel 4

5.7       Verweerder heeft erkend dat hij aanvankelijk abusievelijk aan klagers heeft medegedeeld dat de appeltermijn drie maanden zou zijn terwijl deze vier weken was. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat verweerder zich op 1 december 2009, toen de termijn voor het instellen van hoger beroep bijna ten einde was, zich niet bewust was van het feit dat de termijn voor het instellen van hoger beroep in een kort geding procedure geen drie maanden maar vier weken bedraagt. Eerst nadat de adjunct-secretaris hierover op 1 december 2009 telefonisch contact had opgenomen met verweerder, heeft hij de appeldagvaarding laten uitbrengen. Dat de appeltermijn niet ongebruikt is verstreken is enkel het gevolg van het telefoontje van de adjunct-secretaris. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de appeltermijnen. Verweerder heeft dan ook niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

            Klachtonderdeel 5

5.8       Verweerder heeft erkend dat hij heeft verzuimd om klagers een concept toe te sturen voorafgaand aan het indienen van de stukken in appel en dat hij dit wel had moeten doen. De raad is van oordeel dat verweerder, zeker gelet op het feit dat verweerder was tekort geschoten in de behandeling van het kort geding in eerste aanleg, door klagers geen concept ter becommentariëring toe te sturen, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens gegrond.

 

5.9       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn en dat de klachtonderdelen 2, 4 en 5 gegrond zijn.  De raad is van oordeel dat, mede in aanmerking genomen dat verweerder de kosten van de appelprocedure niet bij klagers in rekening heeft gebracht, een berisping een passende maatregel is en dat geen zwaardere tuchtrechtelijke reactie nodig is.

 

 

6.         Beslissing

 

 

De raad verklaart de klachtonderelen 1 en 3 ongegrond, de klachtonderdelen 2, 4 en 5 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, A.Freriks,  Th. Kremers, R.G.A.M. Theunissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 23 mei 2011

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. G.J.E. Poerink

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

Verzonden op: 24 mei 2011.

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.