Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2144

Zaaknummer

5974

Inhoudsindicatie

Verwijt onjuiste informatie te hebben verstrekt en onvoldoende bijstand te hebben geleverd. Ongegrond.

Uitspraak

 

    

     

18 juli 2011

No. 5974

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 17 december 2010, onder nummer 07/10, aan partijen toegezonden op 21 december 2010, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 januari 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

 

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- schrijven van klaagster aan het hof van 9 mei 2011.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 mei 2011, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota

3. De klacht

 De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

1.

Klaagster is door verweerder misleid. Hij heeft klaagster niet de juridische ondersteuning willen geven die zij meende nodig te hebben. Verweerder heeft geweigerd zich te beroepen op de Sociale Leidraad die sedert het jaar 2000 op klaagster van toepassing was. Het is juist deze leidraad die klaagster ontslagbescherming bood.

Verweerder heeft zich er van meet af aan voor ingezet dat klaagster een traject moest gaan volgen bij het B. De bedoeling was dat klaagster zo lang mogelijk “op traject” zou blijven en allerlei leuke dingen kon gaan doen. Dit alles met behoud van salaris dan wel een klein beetje inleveren van salaris. Klaagster heeft verweerder steeds verzocht om zich te beroepen op de Sociale Leidraad. Op 18 februari 2009 heeft verweerder klaagster expliciet meegedeeld dat niet te willen doen. Op 24 februari 2009 heeft klaagster verweerder bedankt voor zijn diensten. Direct de volgende dag (25 februari) kreeg klaagster via verweerder een fa van de advocaat van de dienst SoZaWe, waarbij dij terugkwam op afspraken die waren gemaakt op 16 december 2008. De nieuwe advocaat van klaagster moest daar voor 1 maart 2009 op reageren. Klaagster meent dat verweerder haar op vele fronten heeft misleid. Zij verdenkt verweerder van belangenverstrengeling met het B.. Verweerder zou (mede) oprichter zijn geweest van dit bureau. Verweerder bleef vasthouden aan zijn plan tot het ondergaan van een deskundigenonderzoek in het kader van herplaatsingsmogelijkheden door het B.. Toen dit klaagster duidelijk was geworden heeft zij op 24 februari 2009 de zakelijke relatie met verweerder beëindigd.

2.

Verweerder heeft afspraken gemaakt met de advocaat van de Diens SoZaWe, waar klaagster niet achterstond en die niet met haar zijn besproken en die niet kloppen. Nadat klaagster op 24 februari 2009 de zakelijke relatie met verweerder had verbroken, ontving zij op 25 februari 2009 een e-mail en vervolgens een dag later per post een verzonden bericht van de advocaat van de Dienst SoZaWe.

Daarin stond dat klaagster akkoord zou zijn gegaan met een deskundigenonderzoek. Dit is absoluut onjuist. Het feit dat de advocaat van de Dienst SoZaWe terugkomt op afspraken van 16 december 2008 uitgerekend op het moment dat klaagster verweerder bedankte voor zijn diensten, kan geen toeval zijn. Bovendien verwachtte de advocaat van de dienst SoZaWe voor 1 maart 2009 een reactie, terwijl de nieuwe advocaat van klaagster pas op donderdag 26 februari 2009 hierover bericht kreeg. Wat de plotselinge reactie van de advocaat van de dienst SoZaWe nog meer verdacht maakt, is dat de datum van 1 maart 2009 niet op zichzelf stond. Klaagster zou begin maart 2009 met vakantie gaan om tot rust te komen. Het niet willen ondergaan van een deskundigenonderzoek heeft de gemeente Groningen als reden gebruikt om klaagster te ontslaan.

3.

Verweerder heeft een tweetal bezwaarschriften ingediend en vervolgens aangehouden. Hoewel klaagster zou hebben verzocht de procedures te laten doorgaan, is zij door verweerder aan het lijntje gehouden.

Op 20 september 2008 heeft verweerder namens klaagster bezwaar aangetekend tegen de brief van de gemeentesecretaris van de gemeente G.. Verweerder wachtte nog op aanvullende informatie van de bedrijfsarts. Deze informatie heeft verweerder enkele dagen daarna van klaagster ontvangen om vervolgens inhoudelijk te kunnen reageren op de brief. Na ongeveer 4 à 5 weken had klaagster nog geen kopie van het gemotiveerder bezwaar ontvangen. Zij heeft daartoe een tweetal keren telefonisch contact opgenomen met de secretaresse van verweerder, die haar verzekerde dat verweerder alle termijnen heel goed in de gaten hield. Pas op 25 november 2008 stuurde verweerder klaagster een afschrift van de door hem ingediende gronden van bezwaar d.d. 22 oktober 2008. Pas daarin zag klaagster dat verweerder had voorgesteld het bezwaar aan te houden. Klaagster was zeer teleurgesteld hierover. Op 28 oktober 2008 heeft verweerder een tweede bezwaar namens klaagster ingediend. Dit bezwaar ging over het feit dat de gemeente met ingang van 1 augustus 2006 twee salaristabellen hanteerde. De nieuwe structuur was nadelig voor klaagster en daartegen wenste klaagster bezwaar te maken. Het zou er op neerkomen dat klaagster door de functiewaardering functioneel in schaal 12 zou komen en volgens de oude salarisstructuur recht zou hebben op uitlooprang 13. Op 1 december 2008 kreeg klaagster van verweerder een brief waarin hij liet weten dat hij de vrijheid had genomen het bezwaar aan te houden. Dat was uitermate teleurstellend voor klaagster.

4.

Verweerder heeft informatie achtergehouden omtrent de salarisinschaling van klaagster. Tijdens een gesprek dat op 7 januari 2009 plaats vond tussen klaagster en verweerder, heeft klaagster om een kopie gevraagd van de informatie die verweerder van de gemeente moet hebben gekregen omtrent de functieherwaardering en de daaraan gekoppelde inschaling. De genoemde functieherwaardering is per 1 januari 2001 uitgevoerd bij de diens SoZaWe en klaagster kan zich niet voorstellen dat verweerder deze informatie niet van de gemeente heeft gekregen en ook niet heeft kunnen afdwingen.

Verder voert klaagster aan dat de Sociale Leidraad op haar van toepassing was en dat zij als herplaatsingskandidaat diende te worden aangemerkt. Het is voor klaagster niet aan de orde om te zeggen dat zij niet meer bij de gemeente wilde werken. Het van toepassing zijn van de Sociale Leidraad is een voorrecht omdat de overheidswerkgever verplicht is  een zorgvuldig en uitputtend herplaatsingsonderzoek te verrichten. Dat is tot nog toe niet gebeur. Als klaagster met het plan van verweerder had ingestemd, had zij haar recht als herplaatsingskandidaat verspeeld en ook het in volle omvang van toepassing zijn van de Sociale Leidraad van de gemeente G. op haar. Verweerder heeft zich meer als therapeut opgesteld dan als advocaat. Klaagster is per 1 september 2009 eervol ontslagen vooral vanwege haar opstelling omdat zij zou hebben geweigerd mee te werken aan een deskundigen onderzoek bij het B., hetgeen verweerder namens klaagster had voorgesteld. Klaagster is het niet eens het ontslagbesluit en heeft inmiddels een andere advocaat in de arm genomen om dit ontslagbesluit ongedaan te doen maken.

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 17 december 2010, onder nummer 07/10.

Aldus beslist op 27 mei 2011 door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, J.P. Balkema, P.H. Holthuis, L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2011.