Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2115

Zaaknummer

R. 3801/11.203

Inhoudsindicatie

UIt de stukken noch anderszins is gebleken dat de advocaat kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat de advocaat klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft getracht ten faveure van klager een minnelijke regeling met de wederpartij te bewerkstelligen. Toen klager weigerde in te stemmen met een dergelijke regeling stond het de advocaat vrij zich aan de zaak te onttrekken. Gesteld noch gebleken is dat verweerder dit onzorgvuldig heeft gedaan.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 16 juni 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 20 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen. Bij brief van 23 september 2011, ontvangen op 26 september 2011, heeft klager een brief met bijlagen aan de Raad doen toekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder de wijze waarop hij klagers zaak heeft behandeld. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij op eigen houtje contact heeft gehad met de Woningstichting en de zaak vervolgens heeft afgedaan met klagers deelname aan een re-integratietraject. Toen klager geen genoegen nam met de voorgestelde afwikkeling heeft verweerder klager aangeraden een andere advocaat in te schakelen. Klager voelt zich daardoor benadeeld.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Eind mei 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend in verband met een geschil met Woningstichting M. vanwege de van klager gevorderde kosten van herstel (in de oude staat) van de woning bij verhuizing.

- Klager heeft in 2006 een overnameverklaring getekend, waarbij hij ermee akkoord was gegaan dat er plavuizen in de woning lagen.

- Bij brief 21 september 2010 (abusievelijk gedateerd 30 juli 2010) heeft verweerder, voor zover in deze relevant, aan klager geschreven:

“Zoals ik u reeds heb uitgelegd tijdens onze eerste bespreking op 30 juli 2010, zie ook mijn brief van 30 juli 2010 en E-mail van 25 augustus 2010 zal ik mijn werkzaamheden voor u beperken tot de vraag of de gevorderde herstelkosten redelijk zijn te achten. Ik zeg dit nogmaals met nadruk omdat toen ik het verslag las dat u mij 18 augustus 2010 toestuurde ik hiervan 95% niet goed kon volgen.

Uit uw verslag van 18 augustus 2010 werd mij duidelijk dat u zich er ook over wenst te beklagen dat in uw woning plavuizen liggen. Ik begrijp dat u eigenlijk wilt dat de verhuurder deze verwijdert. Over deze plavuizen kunt u zich echter niet beklagen, deze waren reeds bij de bezichtiging van de woning door u in 2006 geaccepteerd. U kunt dan niet later eisen dat de verhuurder deze verwijdert.

Een ander punt waar ik u op moet wijzen is het volgende. Uit u verslag werd mij ook duidelijk dat u vervolgens zelf maar begonnen bent met het verwijderen van de plavuizen. Mocht u hierbij schade aan de woning hebben toegebracht, dan bent u voor deze schade wel aansprakelijk. Voorts denk ik dat nu u zelf al een deel van de plavuizen hebt verwijderd u zich nog moeilijk op het standpunt kunt stellen dat plavuizen wel kunnen blijven liggen.”

- Bij e-mail bericht van 14 april 2011 heeft verweerder klager, voor zover in deze relevant, bericht:

“U schrijft dat u de zaak aan de rechter wilt voorleggen waarbij u voor zo ver ik u goed begrijp tevens een compensatie wilt voor het feit dat u al jaren in ongemak leef door de aanwezigheid van plavuizen in de woning en zich door Woningstichting M. (red.) genegeerd voelt.

Welnu toen ik uw zaak innam heb ik uitdrukkelijk gesteld dat ik mij alleen met de vraag ging bezig houden of de herstelkosten i.v.m. de verwijdering van de plavuizen redelijk is te noemen.

Voorts schreef ik u in mijn mail van 8 februari 2011 dat gelet op het feit dat u de plavuizen zelf al uit de woonkamer hebt verwijderd en Woningstichting M. (red.) in het kader van een minnelijke regeling bereid is voor de egalisering van de vloer zorg te dragen als u de plavuizen uit de keuken verwijderd de zaak eigenlijk al is opgelost. In dat geval kan niet gesteld worden dat u voor onredelijke kosten wordt gesteld. Kortom er bestaat dan ook geen grond meer voor een procedure.”

 

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Uit de stukken volgt dat klager had willen procederen tegen de Woningstichting vanwege de door hem ondertekende overnameverklaring. Verweerder heeft klager bij brief van 19 april 2011 laten weten dat klager zich in alle redelijkheid niet op het standpunt kan stellen dat Woningstichting M. klager niet meer aan het overnamecontract kon houden. Verweerder heeft vervolgens getracht ten faveure van klager een minnelijke regeling met Woningstichting M. te bewerkstelligen. Toen klager weigerde in te stemmen met een dergelijke regeling stond het verweerder vrij zich aan de zaak te onttrekken. Gesteld noch gebleken is dat verweerder dit onzorgvuldig heeft gedaan.

4.3 Voor zover klager de Raad verzoekt de door verweerder aan de zaak bestede tijd te herzien kan klager niet in zijn verzoek worden ontvangen, nu de Raad van Discipline daartoe geen bevoegdheid heeft en ook overigens niet valt in te zien dat de door verweerder aan de zaak bestede tijd niet door de Raad voor Rechtsbijstand zou moeten worden vergoed.

4.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 28 september 2011.