Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1774

Zaaknummer

R 247 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet komen vast te staan dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan onterechte beschuldigingen aan adres van klager (o.a. seksueel misbruik van dochter, van agressie, van niet-nakomen van afspraken) en aan liegen en bedreigingen. Timing van beslag, vier dagen voorafgaand aan de start van de mediation, is ongelukkig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond. 

Uitspraak

 

R 247-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

 

inzake

 

 

de klacht van:

 

X,

klager,

 

 

tegen

 

Y,

verweerster,

 

 

1.         Verloop van de klachtprocedure.

 

Bij schrijven van 23 december 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 9 mei 2011.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerster verschenen.

 

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerster is de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure en de daarmede samenhangende boedelscheidingsprocedure en alimentatiewijzigingsprocedure. In het kader van de bodemprocedure en de voorlopige voorzieningen hebben meerdere mondelinge behandelingen plaatsgevonden. Verweerster heeft in opdracht van haar cliënte beslag ten laste van klager doen leggen. Naast de echtscheiding heeft verweerster de belangen van haar cliënte behartigd in een procedure om de kinderen onder toezicht te stellen van Bureau Jeugdzorg.

 

 

 

3.         De klacht

 

3          De klacht houdt het volgende in:

Verweerder, advocaat van wederpartij/ ex-eega, handelt niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt; immers, zij heeft zich schuldig gemaakt aan tal van onterechte beschuldigingen aan adres van klager (o.a. seksueel misbruik van dochter, van agressie, van niet-nakomen van afspraken); zij maakt zich schuldig aan liegen en bedreigingen; bovendien laat zij beslag leggen op de bankrekening van klager, terwijl vier dagen later het mediation traject zou starten.

 

4.         Het verweer

 

4          Het standpunt van verweerster houdt in:      

            Verweerster betwist dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan tal van onterechte beschuldigingen aan het adres van klager en tevens dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan liegen en bedreigingen. Als raadsvrouwe van haar cliënte heeft verweerster het standpunt van haar cliënte verwoord dat sprake was van agressie en huiselijk geweld. Verweerster heeft klager niet beschuldigd van seksueel misbruik of kindermishandeling. Wel heeft zij enkele incidenten genoemd om aan te geven dat het gedrag van klager niet door de beugel kon. Zo heeft verweerster de opmerking van klager aan de dochters van partijen „Nu mama weg is met wie moet ik dan seksen?“ pedagogisch onverantwoord genoemd. Verweerster betwist voorts dat zij zonder noodzaak beslag heeft laten leggen. Klager kwam de uit de beschikkingen van de rechtbank voortvloeiende financiële verplichtingen om kinder- en partneralimentatie te betalen niet na, waardoor de cliënte van verweerster in een financiële noodsituatie terechtkwam. 

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling    van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een            grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een  wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden            geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2       Verweerster heeft de stellingen van klager, dat zij heeft zich schuldig gemaakt aan tal van onterechte beschuldigingen aan adres van klager (o.a. seksueel misbruik van dochter, van agressie, van niet-nakomen van afspraken) alsook aan liegen en bedreigingen, betwist. Uit de aan de raad overgelegde stukken is voorts niet van de verweten gedragingen gebleken. De raad is dan ook van oordeel dat klager zijn stellingen onvoldoende concreet heeft gemaakt en er niet in is geslaagd deze aannemelijk te maken.

 

5.3       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat vier dagen nadat het beslag is gelegd het mediationtraject zou starten. Nu beslag escalerend kan werken en de timing van het beslag derhalve in casu als ongelukkig moet worden gekwalificeerd, is de raad van oordeel dat verweerster er beter aan had gedaan om de deurwaarder te informeren over het op handen zijnde mediationtraject. Door dit na te laten heeft verweerster naar het oordeel van de raad echter nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

 

5.4       De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid heeft overschreden. De raad verklaart de klacht dan ook ongegrond.

 

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart de klacht ongegrond.  

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. Th. Kremers, L.J.G. de Haas, A.A. Freriks, E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 27 juni 2011.

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr.  G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

Verzonden op: 28 juni 2011

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.