Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1902

Zaaknummer

10-419A

Inhoudsindicatie

 Klachten van advocaat tegen opvolgend advocaat over afrekening toevoegingsvergoeding gegrond. Verweerder was gehouden uit eigen beweging een afrekeningsvoorstel te doen, hetgeen hij heeft verzuimd. Klager is voorts onvoldoende en onjuist geïnformeerd over de financiële afwikkeling en verzilvering van de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 15 augustus 2011

in de zaak 10-419 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 19 november 2010 binnengekomen klacht van:

de heer mr.

advocaat

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 18 november 2010, door de raad ontvangen op 19 november 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 juni 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 31 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat verweerder:

a) klager niet c.q. niet voldoende heeft geïnformeerd over de financiële afwikkeling en de verzilvering van een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand, waardoor klager niet kan nagaan of de door hem gewerkte uren bij de declaratie van de toevoeging zijn meegenomen;

b) heeft nagelaten klager een kopie van de vaststellingsbeschikking toe te zenden en voorts heeft nagelaten klager een afrekeningsvoorstel te doen na ontvangst van het bedrag van EUR 1.522,58 van de Raad voor Rechtsbijstand.

c) klager niet heeft geïnformeerd over de uitbetaling van de toevoegingsvergoeding en - nadat was besloten tot intrekking van de toevoeging - heeft verzuimd klager een kopie van de intrekkingsbeslissing van de Raad voor Rechtsbijstand te zenden;

d) niet heeft zorggedragen voor doorbetaling aan klager van het bedrag dat de werkgever van zijn cliënte heeft betaald op de derdengeldrekening van verweerder, terwijl hij wist dat zijn cliënte de declaratie van klager nog diende te voldoen, en voorts geen stukken heeft overgelegd met betrekking tot de wijze en het tijdstip waarop door de werkgever van verweerders cliënte met de cliënte is afgerekend;

e) zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door in de incassoprocedure, die klager ter zake zijn openstaande declaratie tegen de cliënte aanhangig had gemaakt, voor deze cliënte op te treden.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

3.1 Klager heeft vanaf februari 2008 een cliënte, mevrouw A, bijgestaan in een arbeidsrechtelijk geschil. In dat kader heeft klager twee toevoegingen aangevraagd en verkregen voor respectievelijk een kort gedingprocedure en een bodemprocedure. De toevoeging in de kort gedingprocedure is door klager verzilverd.

3.2 Klager heeft in de bodemprocedure een dagvaarding en een conclusie van repliek opgesteld. Klager heeft de zaak nadien overgedragen aan verweerder. De van belang zijnde stukken zijn bij brief van 22 augustus 2008 aan verweerder toegestuurd. In de brief wordt vermeld dat mevrouw A onder meer de eigen bijdrage salaris raadsman en de eigen bijdrage griffierecht kort geding nog aan klager verschuldigd is. Ook wordt verzocht om toezending van de vonnissen in de zaak.

3.3 De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing van 22 augustus 2008, verzonden aan verweerder, de vergoeding vastgesteld op EUR 1.522,58.

3.4 Bij fax van 18 december 2008 heeft klager verweerder verzocht hem op de hoogte te stellen van het verdere verloop dan wel de afloop van de bodemprocedure. In diezelfde fax heeft klager verweerder verzocht hem te berichten of mevrouw de verschuldigde eigen bijdragen heeft betaald. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

3.5 Op 2 maart 2009 is vonnis gewezen in de bodemprocedure. Uit hoofde van dit vonnis diende de werkgever van mevrouw A een bedrag van ca. EUR 18.000 aan haar te voldoen.

3.6 Bij brief van 10 maart 2009 heeft verweerder de civiele toevoeging ter declaratie aangeboden aan de Raad voor Rechtsbijstand.

3.7 Op 8 mei 2009 is het bedrag dat de werkgever op grond van het vonnis aan mevrouw A verschuldigd was bijgeschreven op de derdengeldrekening van verweerder. Verweerder heeft met instemming van mevrouw A een bedrag van EUR 2.714,90 verrekend met het van de werkgever ontvangen bedrag en het resterende bedrag op 11 mei 2009 aan mevrouw doorgeboekt.

3.8 Bij brief van 18 mei 2009 heeft klager, onder toezending van zijn fax van 18 december 2008, nogmaals bij verweerder geïnformeerd naar de afloop van de procedure en voorts naar de verzilvering van de toevoeging.

3.9 Verweerder heeft hierop bij fax van 20 mei 2009 aan klager (voor zover hier van belang) geantwoord:

"De zaak is geëindigd doch de toevoeging is (helaas) nog niet 'verzilverd', aangezien cliënte uit deze zaak gelden heeft gekregen welke mogelijk zouden kunnen leiden tot intrekking van de toevoeging. De wederpartij zou in hoger beroep gaan, hetgeen de zaak m.b.t. de toevoeging anders zou maken.

Gelet op het vorenstaande doe ik derhalve vriendelijk een beroep op uw geduld totdat hierover (meer) duidelijkheid ontstaat. Indien u naar aanleiding van het vorestaande vragen heeft verneem ik zulks gaarne."

3.10 Verweerder heeft het vonnis op 26 mei 2009 aan klager gestuurd.

3.11 Klager heeft verweerder bij fax van 29 mei 2009 verzocht om toezending van verweerders correspondentie met mevrouw A over de financiële afrekening en verweerders correspondentie met de Raad voor Rechtsbijstand over de verzilvering van de toevoeging. Daarnaast heeft klager verweerder verzocht hem te laten weten welke bedragen verweerder van de werkgever van mevrouw A had ontvangen en wanneer en op welke wijze deze gelden zijn doorbetaald aan mevrouw A. Voorts heeft klager gevraagd om toezending van verweerders declaratie aan mevrouw A, die verweerder met de ontvangen gelden heeft verrekend.

3.12 Klager heeft deze verzoeken bij fax van 18 juni 2009 aan verweerder herhaald en verweerder voorts verzocht het saldo van het van de werkgever van mevrouw A ontvangen bedrag aan hem over te maken ter voldoening van zijn declaratie.

3.13 Verweerder heeft klager in reactie hierop bij fax van 24 juni 2009 bericht dat hij klager geen nadere bescheiden meer zou sturen en dat hij niet het recht heeft om gelden die aan zijn cliënte toekomen aan klager over te maken. Voorts heeft hij klager laten weten dat hij zijn cliënte duidelijk heeft gemaakt dat zij met klager diende af te wikkelen en dat hij haar daarvoor ook had laten tekenen. Klager heeft geen afschrift gekregen van het door mevrouw getekende stuk.

3.14 Bij beslissing van 30 augustus 2010 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging ingetrokken in verband met het feit dat verweerders cliënte in de zaak een geldsom heeft ontvangen die tenminste 50% van het heffingsvrij vermogen bedraagt en verweerder bericht dat hij zijn werkzaamheden op basis van zijn commerciële uurtarief bij zijn cliënte in rekening dient te brengen. Voorts is meegedeeld:

"De intrekking wordt verrekend met uw rekening-courant."

3.15 Klager heeft ter zake zijn declaratie een incassoprocedure aanhangig gemaakt tegen mevrouw A. Tegen het in die procedure gewezen verstekvonnis heeft mevrouw A verzet ingesteld. De verzetdagvaarding is door verweerder opgesteld en uitgebracht. Inmiddels heeft verweerder deze zaak overgedragen aan een andere advocaat.

4 Beoordeling van de klacht

Klachtonderdelen a), b) en c)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Een advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Van een advocaat, die een zaak overneemt waarvoor een toevoeging is verleend, mag gevergd worden dat hij de advocaat van wie hij de zaak heeft overgenomen informeert over de afloop van die zaak en over de financiële afwikkeling van de toevoeging.

4.3 Gezien de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is geen andere conclusie mogelijk dan dat verweerder klager, ondanks herhaalde verzoeken daartoe van klager, niet tijdig heeft geïnformeerd over de afloop van de zaak. Van verweerder had verwacht mogen worden dat hij binnen een redelijk termijn de verzoeken van klager beantwoordde, hetgeen hij niet heeft gedaan. Immers, hoewel in de zaak van mevrouw A op 2 maart 2009 vonnis was gewezen, heeft verweerder klager eerst op 20 mei 2009 hierover bericht en bovendien niet dan na een herhaald verzoek van klager om te worden geïnformeerd over de afloop van de zaak. Het vonnis is voorts pas op 26 mei 2009 toegestuurd aan klager.

4.4 Verweerder heeft klager bovendien onvoldoende en onjuist geïnformeerd over de financiële afwikkeling en verzilvering van de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand. De raad overweegt daartoe het volgende.

4.5 Verweerder heeft verzuimd aan klager een kopie van de vaststellingsbeschikking van de Raad voor Rechtsbijstand te sturen. Verweerder heeft voorts de toevoeging reeds bij brief van 10 maart 2009 ter declaratie aan de Raad voor Rechtsbijstand aangeboden, maar klager daarvan op dat moment niet op de hoogte gesteld. Eerst anderhalf jaar later heeft verweerder in het kader van het onderzoek van de deken naar de onderhavige klachten de betreffende brief in afschrift aan klager verzonden.

4.6 Verweerder wist, althans behoorde te weten, dat het met de toevoeging gemoeide bedrag van EUR 1522,58 korte tijd nadat hij de toevoeging ter verzilvering had aangeboden zou worden bijgeschreven op zijn bij de Raad aangehouden rekening-courant. Aangezien dit bedrag pas na de intrekkingsbeslissing van 30 augustus 2010 is verrekend met verweerders rekening-courant, heeft verweerder het door de Raad uitgekeerde bedrag een jaar tot zijn beschikking gehad.

4.7 Verweerder heeft klager niet op de hoogte gebracht van de uitbetaling van de toevoegingsvergoeding. Verweerder heeft voorts verzuimd klager uit eigen beweging een afrekeningsvoorstel te doen. In plaats daarvan heeft hij zijn werkzaamheden op basis van zijn commerciële uurtarief bij mevrouw A in rekening gebracht en dit bedrag verrekend met de gelden die hij op 8 mei 2009 van de werkgever van mevrouw A op zijn derdengeldrekening had ontvangen, waarna het saldo op 11 mei 2009 aan mevrouw A is overgemaakt.

4.8 Het had op de weg van verweerder gelegen om, alvorens tot doorbetaling over te gaan, klager hierover te informeren. Hoewel het verweerder, zoals hij heeft aangevoerd, niet vrijstond de derdengelden te verrekenen met de declaratie van klager, waren er wellicht andere mogelijkheden voor klager om betaling van zijn declaratie zeker te stellen. Die mogelijkheid heeft verweerder klager ontnomen. Het feit dat verweerder mevrouw A er op heeft gewezen dat zij klagers declaratie ook diende te voldoen is in dit verband onvoldoende.

4.9 In het licht van al deze omstandigheden acht de raad het onbegrijpelijk en zeer kwalijk dat verweerder bij fax van 20 mei 2009 heeft volstaan met het summiere en bovendien onjuiste bericht dat de toevoeging nog niet was verzilverd. Dat er onduidelijkheid was over de vraag of de toevoeging zou worden ingetrokken in verband met het resultaat van de procedure, hetgeen ook afhankelijk was van de vraag of de wederpartij in appel zou gaan, zoals verweerder heeft aangevoerd, vormde naar het oordeel van de raad geen beletsel voor verweerder om klager juist en tijdig te informeren over de financiële afwikkeling van de toevoeging.

4.10 Gelet op al het voorgaande is verweerder verwijtbaar tekortgeschoten jegens klager en heeft zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

Klachtonderdeel d)

4.11 Het eerste verwijt dat klager verweerder in het kader van dit klachtonderdeel maakt komt erop neer dat verweerder de gelden die hij van de werkgever van mevrouw A op zijn derdengeldrekening had ontvangen, had moeten doorbetalen aan klager, omdat hij wist dat mevrouw A nog niet met klager had afgerekend.

4.12 De raad overweegt dat het op grond van artikel 6 lid 4 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit niet is toegestaan derdengelden in strijd met hun bestemming te gebruiken. De door klager voorgestane wijze van betaling van zijn declaratie is in strijd met deze bepaling. Immers, de gelden waren bestemd voor mevrouw A, die - naar verweerder onvoldoende weersproken heeft aangevoerd - uitdrukkelijk geen toestemming had gegeven voor verrekening van klagers declaratie met het van haar werkgever ontvangen bedrag. Dit verwijt treft derhalve geen doel.

4.13 Klager verwijt verweerder in dit verband voorts dat hij hem stukken had moeten verstrekken over dan wel inzicht had moeten geven in de wijze en het tijdstip waarop de werkgever van mevrouw A met haar heeft afgerekend. De raad ziet niet in waarom verweerder gehouden zou zijn voornoemde informatie te verstrekken, nu deze niet relevant is voor de financiële afwikkeling van de zaak met klager.

4.14 Gelet op het voorgaande is dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.15 Vaststaat dat verweerder mevrouw A erop heeft geattendeerd dat zij de declaratie van klager nog diende te voldoen en dat hij haar daarvoor ook heeft laten tekenen. Aldus heeft verweerder naar eigen zeggen beoogd de belangen van zijn confrère te dienen. Met die intentie valt naar het oordeel van de raad moeilijk te rijmen, dat verweerder in de latere incassoprocedure waarin klager tracht diezelfde declaratie te innen optreedt tegen klager. Verweerder heeft gezien de omstandigheden van dit geval dan ook in strijd gehandeld met de wijze waarop advocaten zich in hun onderlinge verhouding dienen te gedragen.

4.16 Hier komt bij dat verweerder ter zake de financiële afwikkeling van het dossier jegens klager in gebreke is gebleven en dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft beaamd, om die reden mogelijk schadeplichtig is jegens klager. In dat licht bezien had verweerder er ook een persoonlijk belang bij om de declaratie van klager in rechte van tafel te krijgen, althans tot een lager bedrag te laten vaststellen. Dat verweerder inmiddels niet meer voor mevrouw A optreedt, doet hieraan niet af.

4.17 Dit klachtonderdeel is gegrond.

5 Maatregel

5.1 Gelet op de aard en ernst van de gegrond bevonden klachtonderdelen acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden. De raad acht het van groot en zwaarwegend belang dat de opvolgend advocaat na overname van een toevoeging deze toevoeging op correcte wijze afrekent met zijn voorganger. De opvolgend advocaat heeft daarbij rekening te houden met de economische belangen van zijn voorganger. Verweerder heeft deze belangen onvoldoende in het oog gehouden en er voorts ter zitting geen blijk van gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a), b), c) en e) gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen d) ongegrond;

- legt op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, A.G. van Marwijk Kooy,        B. Roodveldt en J.J. Trap leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 15 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607