Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1851

Zaaknummer

10-402A

Inhoudsindicatie

Informatie achterhouden voor opvolgend advocaat. Verhouding tussen advocaten onderling. Klachtonderdeel gegrond. Maatregel waarschuwing.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 juli 2011

in de zaak 10-402A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 november 2010 bij de raad binnengekomen klacht van:

 

Klager sub 1

De heer mr.

Klager sub 2, tevens vertegenwoordiger van klager sub 1

k l a g e r s 

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 november 2010, bij de raad binnen gekomen op 4 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 24 mei 2011 in aanwezigheid van klager sub 2 en verweerder. Klager sub 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door klager sub 2. Van de be-handeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 13 bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt in dat verweerder

a) ten tijde van de overdracht van het dossier in februari 2010 geweigerd heeft naar zijn zeggen relevante informatie over de zaak aan klager sub 2 als opvolgend advocaat te verstrekken; ;

b) de beschikbaarstelling van de informatie afhankelijk heeft gesteld van voldoening van zijn declaratie, zijnde een bedrag van EUR 164,58;

c) heeft nagelaten de declaratie ter begroting in te dienen bij de Raad van Toezicht;

d) zich op niet passende wijze heeft geuit naar aanleiding van het dringend verzoek de bewuste informatie ter beschikking te stellen, met name door het gebruik van het woord “zwaktebod” in een email aan klager sub 2.

Door aldus te handelen heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advo-caat betaamt.

2.2 Klagers hebben ter zitting onderdeel c ingetrokken.

3. Feiten

3.1 Verweerder heeft klager sub 1, een Italiaanse onderneming die handelt in bruidsjurken, bijgestaan in een procedure tegen een Nederlandse onderneming. Klager sub 2 heeft in fe-bruari 2010 de rechtsbijstand aan klager sub 1 overgenomen van verweerder.

3.2 Nadat verweerder het dossier aan klager sub 2 heeft overgedragen, heeft hij op 28 februari 2010 zijn slotdeclaratie ad EUR 164,58 aan klager sub 1 verzonden. Toen betaling van deze declaratie uitbleef heeft verweerder bij klager sub 2 aangedrongen op voldoening door klager sub 1.

3.3 Op 28 mei 2010 schreef verweerder aan klager sub 2: “Ik kan u voorts nog melden dat ik sinds kort informatie in mijn bezit heb welke voor uw cliënte van belang is voor het vervolg van de zaak. U zult begrijpen dat ik momenteel – gezien de uitermate kinderachtige houding – niet genegen ben deze informatie te verstrek-ken. Na ontvangst van de betaling, zal ik u informeren.”

3.4 Op 31 mei 2010 schreef klager sub 2 aan verweerder: “Die informatie ontvang ik dan graag uiterlijk a.s. woensdag. U weet dat een advocaat zich niet op een retentierecht mag beroepen, toch?” Op 8 juni 2010 schreef klager sub 2 aan verweerder: “… De informatie heeft mij nog steeds niet bereikt, als ik die niet a.s. donderdag van u heb ontvangen, dan dien ik een klacht tegen u  in.”

3.5 Op 8 juni 2010 schreef verweerder aan klager sub 2: “Gelukkig zit deze informatie in mijn hoofd en ben ik zeer zeker niet gehouden – en zolang u deze houding blijft aannemen – ook zeker niet bereid, deze informatie met u te delen. Zorgt u nou eerst maar eens dat mijn nota betaald wordt i.p.v. te gaan dreigen met klachten. Wat een zwaktebod!”

3.6 Op 7 juli 2010 is de declaratie door klager sub 1 voldaan. Bij brief van 6 juli 2010 werd de onderhavige klacht bij de deken ingediend. De deken heeft met verweerder en klager sub 2 een gesprek gehad op 27 augustus 2010. Verweerder heeft in zijn brief van 30 augustus aan de deken zijn excuses aangeboden.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de raad dat niet is komen vast te staan dat verweerder in februari 2010, ten tijde van overdracht van het dossier aan klager sub 2, infor-matie heeft achtergehouden. Verweerder heeft immers onweersproken aangevoerd dat hij in mei 2010 is gebeld door de rechtbank met het verzoek verhinderdata op te geven in verband met een in te plannen comparitie van partijen. Weliswaar heeft verweerder die informatie niet direct willen doorgeven aan klager sub 2, maar dit was niet ten tijde van de overdracht van het dossier, maar pas enkele maanden later. Nu erover geklaagd wordt dat ten tijde van de over-dracht van het dossier niet alle relevante informatie werd overdragen mist de klacht feitelijke grondslag en is deze derhalve ongegrond.

4.2 Klachtonderdeel b) is gegrond. Verweerder heeft tegenover klager sub 2 als opvolgend advocaat van zijn cliënt ten onrechte gesuggereerd dat hij over inhoudelijke informatie be-schikte van belang voor de zaak, terwijl achteraf gebleken is dat het enkel ging om het verzoek van de rechtbank verhinderdata op te geven. Verweerder heeft in het telefoongesprek met de medewerkster van de rechtbank overigens meegedeeld dat de zaak niet meer door hem maar door klager sub 2 werd behandeld. Door als voorwaarde te stellen dat eerst zijn declaratie be-taald moest worden, heeft verweerder miskend dat het belang van de cliënt, daaronder begre-pen een gewezen cliënt, voorop dient te staan, en niet het belang van de advocaat. Dit klemt te meer nu het een declaratie van geringe omvang betrof en verweerder klagers gedurende enige tijd in het onzekere heeft gelaten met betrekking tot de informatie waarover hij stelde te be-schikken.

4.3 Klachtonderdeel c) behoeft geen bespreking nu dat onderdeel ter zitting door klager sub 2 is ingetrokken.

4.4 De raad is van oordeel dat gebruik van het woord “zwaktebod” in een brief van de ene aan de andere advocaat weliswaar niet al te zeer getuigt van welwillendheid zoals bedoeld in gedrags-regel 17 voor advocaten, maar dat een en ander niet leidt tot de conclusie dat verweerder de grens van de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid heeft overschreden.

Maatregel

4.5 Bij het opleggen van de na te noemen maatregel houdt de raad rekening met het volgende. Verweerder heeft weliswaar excuses gemaakt, echter alleen in een brief aan de deken. Het had verweerder gepast zijn excuses te maken aan klager sub 1 en klager sub 2. Ter zitting heeft verweerder echter ook kenbaar gemaakt dat hij in een volgend geval anders zal handelen.

 

 

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel a) en d) ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gedaan door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. de Groot, B.E. van der Molen, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter open-bare zitting van 27 juli 2011.

 

voorzitter        griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- Klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- deken van de Nederlandse orde van Advocaten

en ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dat van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 548 4607.