Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2133

Zaaknummer

R. 3807/11.209

Inhoudsindicatie

De advocaat kan niet worden verweten dat hij heeft nagelaten de vennootschap van klager behoorlijk op te roepen voor de behandeling ter zitting van het door verweerder namens zijn cliënte ingediende verzoek tot faillietverklaring van de vennootschap van klager. De Rechtbank gaat altijd na of een partij rechtsgeldig is opgeroepen. Indien daarvan geen sprake is, wordt een (civiele) zitting doorgaans aangehouden teneinde een verzoekende partij in de gelegenheid te stellen het betreffende verzuim te herstellen. Van enig verzuim van de advocaat is niet gebleken. Door meerdere malen in te stemmen met een aanhouding van de zaak (in verband met klagers afwezigheid) kan vastgesteld worden dat de advocaat rekening heeft gehouden met klagers gerechtvaardigde belangen althans die van de vennootschap van klager.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De keus een verzoek tot faillietverklaring in te dienen in plaats van een “gewone” civiele procedure te entameren behoort tot de beleidsvrijheid van de advocaat.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij e-mail bericht van 4 juli 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 26 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. heeft nagelaten de vennootschap van klager behoorlijk op te roepen voor de behandeling ter zitting van het door verweerder namens zijn cliënte ingediende verzoek tot faillietverklaring van de vennootschap van klager;

b. klager evenmin heeft geïnformeerd over het feit dat zijn cliënte op 14 juni 2011 in staat van faillissement is verklaard en dat verweerder ter gelegenheid van de zitting op 4 juli 2011 heeft gepersisteerd bij zijn verzoek, terwijl de ingebrachte vorderingen werden betwist en bovendien zekerheden waren aangeboden; de kosten zijn daardoor nodeloos opgelopen.

c. in de conclusie van 4 juli 2011 een aantal pertinente onjuistheden heeft opgenomen;

d. zich ter zitting van 4 juli 2011 denigrerend en smadelijk over klager c.q. diens vennootschap  heeft uitgelaten;

e. informatie heeft ingewonnen bij de accountmanager van de bank van klager over de solvabiliteit van klagers vennootschap.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder heeft namens zijn cliënte een verzoek tot faillietverklaring van de vennootschap van klager ingediend.

- De behandeling ter zitting op 14 juni 2011 is aangehouden tot 28 juni 2011. Op 28 juni 2011 is de zaak inhoudelijk door de Rechtbank behandeld en aangehouden tot 4 juli 2011.

- De cliënte van verweerder is 14 juni 2011 in staat van faillissement verklaard.

- Ter zitting van 4 juli 2011 heeft verweerder in het verzoek gepersisteerd.

- Na het stellen van een bankgarantie is het verzoek tot faillietverklaring ingetrokken.

 

Beoordeling van de klacht

Algemeen

4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder de hiervoor bedoelde zijn toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. In dit verband geldt dat de Rechtbank altijd nagaat of een partij rechtsgeldig is opgeroepen. Indien daarvan geen sprake is, wordt een (civiele) zitting doorgaans aangehouden teneinde een verzoekende partij in de gelegenheid te stellen het betreffende verzuim te herstellen. Van enig verzuim van verweerder is niet gebleken. Door meerdere malen in te stemmen met een aanhouding van de zaak (in verband met klagers afwezigheid op 14 juni 2011 en in verband met een bespreking met de bank op 12 juli 2011) kan vastgesteld worden dat verweerder rekening heeft gehouden met klagers gerechtvaardigde belangen althans die van de vennootschap van klager.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat, nadat zijn cliënte failliet was verklaard, de faillissementsaanvraag met instemming van de curator en de pandhouder (de bank) is doorgezet. Voorts is door verweerder onbetwist gesteld dat hij zowel de Rechtbank, klagers advocaat van een en ander op de hoogte heeft gebracht. Het lag derhalve op de weg van (de advocaat van) klager ter zitting verweer te voeren tegen het doorzetten van het faillissementsverzoek. Ook het maken van de keus om een verzoek tot faillietverklaring in te dienen in plaats van een “gewone” civiele procedure te entameren behoort tot de beleidsvrijheid van verweerder. Gelet hierop is van tuchtrechtelijk laakbaar optreden van verweerder niet gebleken.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.4 Verweerder heeft dit verwijt gemotiveerd betwist. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder feiten/stellingen in zijn conclusie heeft opgenomen, waarvan hij wist althans behoorde te weten dat deze onjuist zijn. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat klager zich tegen deze gestelde onjuistheden kon verweren, hetgeen de advocaat van klager ook heeft gedaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.5 Verweerder heeft dit verwijt eveneens gemotiveerd betwist. Er is voorts niet gebleken dat verweerder zich jegens derden smadelijk over klager dan wel de vennootschap van klager heeft uitgelaten.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.6 Verweerder heeft  ook dit onderdeel betwist. Alleen zijn secretaresse heeft  

           eenmaal de bank gebeld met de vraag waar de bankgarantie bleef. Dat 

           is toegelaten en tuchtrechtelijk niet relevant.

4.7 Aan het verzoek van klager de behandeling van deze klachtzaak door te verwijzen naar een andere Raad van Discipline vanwege het feit dat mr. B. (plv.) lid is van deze Raad en klager een met deze klacht verbandhoudende klacht tegen mr. B. heeft ingediend, wordt bij gebreke van een deugdelijke wettelijke grondslag voorbij gegaan.

4.8 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 24 oktober 2011.