Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1572

Zaaknummer

R. 3660/11.62

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De gedragingen van een advocaat in de hoedanigheid van curator zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang , indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden. Waar het gaat om handelingen die typisch tot de andere hoedanigheid behoren, zoals bijvoorbeeld die van een curator, gelden de normen die specifiek voor die andere hoedanigheid hebben te gelden. In het algemeen geldt dat een klager die wil klagen over de handelwijze van de advocaat in zijn hoedanigheid van curator zich tot de rechter-commissaris moet wenden.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het is niet aan de tuchtrechter een inhoudelijk oordeel te geven over een civielrechtelijk verschil.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de gemachtigde van klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 15 maart 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klagers verwijten verweerder dat hij:

a. door zijn handelwijze eenzijdig zijn eigen belang (curatorsalaris) heeft nagestreefd en de boedel onnodig heeft belast met salaris verschuldigd voor zijn tijdsbesteding als makelaar;

b. de gemaakte afspraak in zijn e-mail van 16 juli 2010 in strijd met de waarheid heeft opgerekt door zich niet te beperken dat deze afspraak alleen gold als er sprake was van indeplaatsstelling of verkoop voor het opgegeven bedrag;

c. klager achteraf heeft geconfronteerd met een tweetal e-mails die hij nooit heeft ontvangen;

d. klagers onevenredig onder druk heeft gezet om het bedrag van

€ 10.031,70 te betalen door er twee kwesties met de haren bij te slepen, waarvan hij als curator had moeten weten dat er geen rechtsgrond bestond voor deze vermeende vorderingen.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager is bestuurder van klaagster.

- Verweerder is curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid M Elektrotechniek B.V.

- Klaagster is eigenaar van het bedrijfspand dat sinds 1 januari 2010 door de failliete vennootschap wordt gehuurd voor een bedrag van

€ 13.375,60 per maand.

- Verweerder heeft de huurovereenkomst na het faillissement opgezegd en is met klagers in overleg getreden over de oplevering van het pand.

- Bij e-mail bericht van 16 juli 2010 heeft verweerder klager, voor zover in deze relevant, per mail geschreven:

“Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van zo-even spraken wij met elkaar af hetgeen ik in deze mail uiteenzet: klaagster (red.) betaalt de boedel van M. Elektrotechniek B.V. (red.) een bedrag van ¾ van de maandhuur (ad EUR 13.375,60) = EUR 10031,--, wanneer de boedel een partij aandraagt die of de huurovereenkomst overneemt (indeplaatsstelling) of een nieuwe huurovereenkomst ter zake van de M. straat (red.) met klaagster (red.) aangaat, of het bedrijfspand koopt van klaagster (red.).”

- Tussen klaagster en verweerder is vervolgens een geschil ontstaan, waarbij verweerder op 27 september 2010 verlof heeft gevraagd en gekregen van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam om conservatoir beslag te leggen op het bedrijfspand van klaagster.

- Klaagster heeft verweerder vervolgens in kort geding heeft gedagvaard.

- Bij vonnis in kort geding van 29 oktober 2010 van de Rechtbank Rotterdam is, voor zover in deze relevant, door de voorzieningenrechter overwogen:

- dat de curator jegens klaagster aanspraak maakt op de afgesproken vergoeding van € 10.031,70;

- dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van een tweede vordering van de curator is gebleken;

- dat ten aanzien van een derde vordering die de curator op klaagster meent te hebben voldoende aannemelijk is dat de curator jegens klaagster op de vordering aanspraak kan maken;

- dat de voorzieningenrechter de vorderingen, waarvoor beslag is gelegd door de curator, heeft herbegroot van € 91.041,00 op een bedrag van € 50.000,00 en dat klaagster zich bereid heeft verklaard zekerheid te stellen voor € 50.000,00, op grond waarvan het beslag is opgeheven.

 

Beoordeling van de klacht

Algemeen

4.1 Vooropgesteld wordt dat de gedragingen van een advocaat in de hoedanigheid van curator alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn, indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden. Waar het gaat om handelingen die typisch tot de andere hoedanigheid behoren, zoals bijvoorbeeld die van een curator, gelden de normen die specifiek voor die andere hoedanigheid hebben te gelden. In het algemeen geldt dat een klager die wil klagen over de handelwijze van de advocaat in zijn hoedanigheid van curator zich tot de rechter-commissaris moet wenden.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met d

4.2 De plaatsvervangend voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met d gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Uit de stukken volgt dat in casu sprake is van een civielrechtelijk geschil. De door klagers aangevoerde verwijten zijn in een kort geding procedure reeds aan de orde gesteld en beoordeeld en worden thans of zijn reeds in een bodemprocedure aan de orde gesteld. Het is niet aan de tuchtrechter een inhoudelijk oordeel te geven over het civielrechtelijke geschil. Verder is niet komen vast te staan dat verweerder de twee e-mails waarop klagers doelen niet heeft verzonden. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat verweerder als curator dusdanig laakbaar heeft gehandeld dat dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.3 Klager heeft in de repliek van het onderzoek door de deken nog gesteld dat hij zich bedrogen en gechanteerd heeft gevoeld door verweerder en dat hij de handelwijze van verweerder in alle jaren dat hij werkzaam is nog nooit heeft meegemaakt. De stukken bieden echter geen enkele onderbouwing van deze stelling, zodat de klacht in zoverre feitelijke grondslag ontbeert.

4.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 12 april 2011.

 

Plv. voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.