Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1907

Zaaknummer

10-431A

Inhoudsindicatie

Klacht van gewezen cliënt tegen zijn advocaat over het misbruiken van klagers dossier in conflict van verweerster met kantoorgenoot. Klacht over communicatie met klager en contact van verweerster met andere advocaat over klagers zaak. Klachten ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 augustus 2011

in de zaak 10-431A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 3 december 2010 binnengekomen klacht van:

de heer

ten deze vertegenwoordigd door:

de heer mr.

klager

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e er s t e r 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 2 december 2010, door de raad ontvangen op 3 december 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2011 in aanwezigheid van partijen en van mr. Wijnberg, advocaat van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 2 december 2010 genoemde inventarislijst. Voor de mondelinge behandeling bleek het door de deken toegestuurde dossier niet volledig te zijn, zodat de volgende stukken aan het dossier zijn toegevoegd:

 de bijlagen bij de brief van klager van 21 december 2009 (nr. 1 op de inventarislijst van de waarnemend deken);

 de bijlage bij de e-mail van 27 april 2010 van klager aan de waarnemend deken  (nr. 6 op de inventarislijst van de waarnemend deken).

Bij bijlage 5, de brief van klager aan de raad van toezicht van 25 maart 2010, ontbreken enkele bijlagen van de brief die klager als eerste bijlage overlegt (te weten de brief van 16 februari 2009 van verweerster aan de deken). Alleen het processtuk van 28 december 2007 van mr. W. aan het Hof en de brief van 28 december 2007 van mr. W. aan het Hof (en niet aan mr. T., zoals klager schrijft) zonder bijlagen, zijn toegevoegd. De andere bijlagen bij de brief van 16 februari 2009 ontbreken.

2.   De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij:

a. de persoonlijke en zakelijke belangen van klager heeft geminacht;

b. misbruik heeft gemaakt van het dossier van klager in het kader van een geschil met mr. W. Klager heeft hierdoor financiële schade geleden omdat een nieuwe advocaat zich in het dossier moest inlezen;

c. afspraken over de samenwerking tussen verweerster en mr. W. niet is nagekomen zonder hierover eerst met klager te overleggen;

d. klager heeft geschoffeerd tijdens een gesprek met de deken;

e. rechtstreeks contact heeft opgenomen met mr. S. over de door mr. S. aan klager gestuurde declaraties.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager was tot eind april 2009 cliënt van het kantoor van verweerster. Het kantoor van verweerster draagt haar naam; tezamen met een aantal andere advocaten werd een kostenmaatschap gevoerd. Eén van die advocaten was mr. W., die als stagiaire de praktijk uitoefende.

3.3 Klager was tot en met eind december 2007 / begin januari 2008 cliënt van mr. W. Mr. W. stond klager bij in een boedelscheiding / alimentatievordering / omgangsregeling na echtscheiding.

3.4 In november 2007 is mr. W. als advocaat van het tableau geschrapt, wegens het niet behalen van het examen voor de Beroepsopleiding binnen de daarvoor gestelde termijn. Na haar schrapping is mr. W. vanuit het kantoor van verweerster juridische advieswerkzaamheden gaan verrichten. In dat kader bleef zij contact houden met klager als opdrachtgever in verband met de omgangsregeling.

3.5 Mr. W. behandelde voor klager onder andere ook een procedure in hoger beroep ter zake van de boedelscheiding bij het hof Den Haag. In deze zaak werd een zitting bepaald in januari 2008. Dit dossier werd vanwege de schrapping van mr. W. met medeweten van klager overgedragen aan verweerster. Tijdens de voorbereiding van deze zitting bleek verweerster dat mr. W. zich na haar schrapping in november 2007 als advocaat met het Hof heeft verstaan doordat zij nog processtukken bij het Hof heeft ingediend en gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van het kantoor van verweerster waarmee zij zich voordeed als advocaat, terwijl zij op dat moment als advocaat van het tableau was geschrapt.

3.6 Mr. W. heeft pogingen ondernomen om opnieuw als advocaat te worden beëdigd, hetgeen niet is gelukt.

3.7 Tussen verweerster en mr. W. zijn problemen ontstaan. In dat kader heeft verweerster in februari 2009 contact met de deken opgenomen en geïnformeerd of zij ten behoeve van een te voeren kort geding in verband met haar conflict met mr. W. gebruik mocht maken van informatie uit het dossier dat zij voor klager behandelde. Het ging verweerster daarbij onder meer om een verbod tot het ongeoorloofd gebruik maken van de naam van het kantoor en in verband daarmee om een verbod tot voortgezet gebruik van het briefpapier van het kantoor door mr. W. na haar schrapping als advocaat. De deken heeft laten weten dat die informatie mocht worden gebruikt met de aantekening dat het daarbij moest gaan om het briefpapier en niet om de inhoud van de brieven, zodat de deken verweerster aanraadde de inhoud van die brieven onleesbaar te maken.

3.8 Verweerster heeft na de verkregen toestemming van de deken de brieven – nadat zij de inhoud van die brieven onleesbaar had gemaakt - gebruikt ten behoeve van een te starten kort geding procedure tegen mr. W. De dagvaarding heeft verweerster in concept aan mr. W. gestuurd. De dagvaarding is uiteindelijk niet uitgebracht omdat verweerster en mr. W. een regeling hebben getroffen.                                                                                                                                                             

3.9 Klager is door mr. W. geïnformeerd over het gebruik van die brieven uit zijn dossier en klager heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op initiatief van de deken heeft op 20 maart 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen de deken, klager en verweerster.

3.10 Niet lang na het gesprek met de deken heeft klager verweerster verzocht het dossier aan een andere advocaat, mr. R., over te dragen. Bij brief van 21 december 2009 heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

3.11 Bij faxbrief van 23 april 2010 (nagezonden bijlage bij emailbericht van klager aan waarnemend deken van 27 april 2010, pagina 44 dossier) schrijft verweerster aan mr S.: 

“Geachte confrère,

Met referte aan ons telefoongesprek van 20 dezer het navolgende.

Desgevraagd heeft u mij in dit gesprek bevestigd, dat het zogn. “omgangsdossier” [klager] /[W] niet door u wordt behandeld.

Als bijlage bij de klacht tegen mij van [klager] (cliënt van u en tevens ex-cliënt van mij) bevonden zich een drietal declaraties van u, welke wel op het dossier WS/[klager]/[W] hoger beroep/omgangsregeling, dossiernr. 20090173 zijn uitgevaardigd.

Gaarne verzoek ik u hierover tekst en uitleg te geven.”

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De klachtonderdelen zullen hierna afzonderlijk, en waar mogelijk gezamenlijk, worden behandeld. 

Klachtonderdelen a en b

4.2 Klachtonderdelen a. en b. lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3 Klachtonderdeel b. houdt in dat verweerster misbruik heeft gemaakt van het dossier van klager waardoor klager schade heeft geleden. De raad overweegt dat verweerster een te respecteren belang had bij gebruik van correspondentie van mr. W. in het dossier van klager. Hierover heeft verweerster overleg gevoerd met de deken die haar het gebruik van de correspondentie in een procedure tegen mr. W. heeft toegestaan, mits de inhoud onleesbaar zou worden gemaakt, hetgeen verweerster heeft gedaan. Verweerster heeft voorts onbetwist aangevoerd dat de kwestie tussen haar en mr. W geregeld is voordat de aan mr. W. toegezonden concept kortgeding dagvaarding is uitgebracht. In deze omstandigheden is de raad dan ook van oordeel dat geen sprake is van misbruik van het dossier en/of schending van verweersters geheimhoudingsplicht, zodat verweerster op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.4 Klachtonderdeel a. houdt in dat verweerster de persoonlijke en zakelijke belangen van klager heeft geminacht. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader geconcretiseerd, zodat dit niet is komen vast te staan.

4.5 Klachtonderdelen a. en b. zijn dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel c

4.6 Klachtonderdeel c. houdt in dat verweerster afspraken tussen verweerster en mr. W. over de samenwerking niet is nagekomen en hierover niet eerst met klager overleg heeft gepleegd.  Klager heeft niet inzichtelijk gemaakt om welke concrete afspraken het gaat.

4.7 Los van de vraag wat deze afspraken inhielden en of deze daadwerkelijk zijn gemaakt, is de raad van oordeel dat verweerster op dit punt niet tuchtrechtelijke laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel d

4.8 Klager heeft zich geschoffeerd gevoeld tijdens een gesprek met de deken op 20 maart 2009. Verweerster heeft ter zitting van de raad meegedeeld dat zij het gesprek anders heeft ervaren en dat zij in geen geval de intentie heeft gehad klager niet serieus te nemen of te schofferen. De raad kan slechts vast stellen dat het gesprek met de deken was bedoeld om klager helderheid te verschaffen over het gebruik door verweerster van correspondentie uit zijn dossier in het geschil tussen verweerster en mr. W. De subjectieve beleving van klager over de toon en inhoud van het gesprek kan de raad in de gegeven omstandigheden niet als vaststaand aannemen, nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken.

4.9 Ten overvloede wijst de raad nog op het volgende. Klagers advocaat verwijst in nr. 3 van zijn pleitaantekeningen naar het gesprek dat tussen klager, verweerster en de deken heeft plaatsgevonden en zet dit ten aanzien van de deken in een bepaalde context. Hierbij heeft hij echter miskend dat dit gesprek plaatsvond op 20 maart 2009, derhalve vóórdat door klager de onderhavige klacht tegen verweerster was ingediend (21 december 2009). Nadat de klacht was ingediend heeft de deken de instructie van de zaak aan de waarnemend deken overgedragen.

4.10 Klachtonderdeel d. is ongegrond.

Klachtonderdeel e

4.11 Klager verwijt verweerster dat zij rechtstreeks contact heeft opgenomen met mr. S. over de door mr. S. aan klager gestuurde declaraties en hij verwijst hiertoe naar de brief van verweerster genoemd in 3.11. Verweerster heeft toegelicht dat zij telefonisch contact met mr. S heeft opgenomen om bij mr. S. na te vragen of hij het dossier had overgenomen, nu zij het dossier ter verdere behandeling had overgedragen aan mr. R. Met klager is de raad van oordeel dat de laatste zin van verweersters brief in dit licht bezien minst genomen vreemd te noemen is.  Dat leidt echter niet tot de slotsom dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. L.D.H. Hamer, mr. J.M. van de Laar, mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier

en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2011.

 

 

voorzitter           griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.