Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1659

Zaaknummer

11-22

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocatenkantoor betreffende de wijze waarop klagers belangen zijn behartigd door twee advocaten van dat kantoor.

Inhoudsindicatie

Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk omdat het niet gaat om gedragingen die aan alle advocaten werkzaam bij het advocatenkantoor kunnen worden verweten.

Uitspraak

11-22

 BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

gevestigd te [plaats]

1.

Bij brief van 26 oktober 2009 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo. Mr. C.A.M. Luttikhuis, lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, heeft de klacht onderzocht. Nadat gebleken was dat geen schikking kon worden getroffen, heeft Luttikhuis bij brief van 3 februari 2011, ontvangen op 14 februari 2011, de klacht alsmede het klachtdossier ter kennis van de raad van discipline gebracht.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerder:

a. dat zijn belangen niet naar behoren zijn behartigd doordat zijn zaak tweemaal is overgedragen aan een andere advocaat en doordat mevrouw mr. [A] niet is verschenen bij de zitting bij de rechtbank zonder klager daarvan op de hoogte te stellen.

b. dat geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de kosten van de door verweerder verleende bijstand en dat hij een, voor hem onverwacht hoge, rekening heeft ontvangen voor de werkzaamheden van verweerder, terwijl hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn rechtsbijstandverzekering de advocaatkosten zou betalen.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is geconfronteerd met drie brandstichtingen waarbij telkens schade werd veroorzaakt aan zijn auto. Ook is de auto van een familielid beschadigd.

De strafrechter heeft de daders veroordeeld en schadevergoeding ad € 1.200,- toegekend aan klager.

Omdat niet alle door klager geleden schade aan hem vergoed werd, heeft hij zich tot verweerder gewend.

In eerste instantie zou een mannelijke advocaat hem terzijde staan. Hij heeft de zaak overgedragen aan mevrouw mr. [A], waarna zijn zaak is overgedragen aan mevrouw mr. [B]. De eerste advocaat heeft hij nooit gesproken.

Op [….] heeft klager een gesprek met [A] gevoerd.

[A] heeft op [….] 2006 een toevoeging voor de behandeling van de zaak van klager aangevraagd.

Bij brief van [….] 2006 heeft [A] hetgeen zij op [….] 2006 met klager heeft besproken aan hem bevestigd. Zij schrijft onder meer:

“Ik heb u uitgelegd dat u zich kunt voegen in het strafproces tegen de daders van de vernielingen. Wij spraken af dat ik hiervoor zal zorgdragen. Ik zal namens u een vordering indienen voor vergoeding van de materiële schade en een voorschot op het smartengeld.”

“Ik heb u verteld over het spreekrecht voor slachtoffers in de strafrechtelijke procedure. U heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken door het indienen van een schriftelijke verklaring. Ik heb inmiddels [C] van Slachtofferhulp Hengelo verzocht om hierover contact met u op te nemen. Zij zal u hier verder in begeleiden.”

“Indien de aanvraag voor een toevoeging wordt afgewezen of een verstrekte toevoeging wordt ingetrokken bent u mijn uurtarief verschuldigd. Mijn uurtarief

bedraagt € 129,00 exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW.”

De toevoegingsaanvraag is op [….] 2006 afgewezen omdat het inkomen van klager en zijn partner de wettelijk vastgestelde grenzen overschreed.

Bij brief van [….] 2006 heeft [A] klager bericht dat zij afspraken moeten maken over de betaling van haar werkzaamheden nu de toevoeging is afgewezen.

Op [….] 2006 heeft [A] opnieuw een bespreking met klager gevoerd waarna zij hetgeen zij besproken heeft met klager bij brief van [….] 2006 aan hem heeft bevestigd.

Zowel [A] als [B] hebben klager er op gewezen dat hij de door hem gestelde schade moet kunnen bewijzen.

[B] heeft op [….] 2007 een gesprek met klager gevoerd. Zij heeft klager meegedeeld dat zij geen heil in zijn zaak ziet omdat hij niet over voldoende bewijs beschikt om zijn vordering te kunnen onderbouwen en dat zij daarom zijn dossier zal sluiten.

Aan klager zijn de volgende declaraties verzonden:

€ 630,70 op [….] 2007

€ 574,68 op [….] 2007.

Klager heeft de declaraties voldaan.

Klager heeft op [….] 2008 een klacht ingediend bij verweerder.

Naar aanleiding daarvan heeft klager op [….] 2009 een gesprek met de voorzitter van verweerder gevoerd. Tijdens dat gesprek is aan de orde geweest dat de communicatie tussen klager en zijn advocaat niet helemaal goed lijkt te zijn verlopen. De voorzitter van verweerder heeft aan klager toegezegd dat de door hem betaalde declaraties – in totaal gaat het om € 1.205,38 – aan hem zullen worden terugbetaald. Afgesproken is voorts dat klager daartegenover zijn klacht zal intrekken. Bij brief van [….] 2009 heeft de voorzitter van verweerder de met klager gemaakte afspraken bevestigd.

5.

Ter toelichting op de klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn rechtsbijstandverzekering de kosten zou vergoeden, met name omdat er overleg is geweest tussen zijn rechtsbijstandsverzekeraar en verweerder. Hij is zwaar gedupeerd door verweerder. Naast de emotionele schade heeft de slechte wijze waarop zijn belangen zijn behartigd een negatieve weerslag gehad op de rechtszaak. Het was van essentieel belang dat [A] aanwezig was bij de mondelinge behandeling van de strafzaak.

Hij is van mening dat verweerder een passende vergoeding aan hem dient aan te bieden voor het leed dat hij heeft ondervonden.

6.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

Klager heeft een klacht ingediend tegen verweerder. Een klacht tegen een advocatenkantoor als geheel is mogelijk maar uitsluitend indien en voor zover het gaat om gedragingen die aan alle advocaten werkzaam bij dat kantoor, in dit geval verweerder, persoonlijk verweten kunnen worden.

Dat doet zich hier niet voor. Klager klaagt immers over de wijze waarop klagers belangen zijn behartigd en over de afspraken over de kosten die aan hem in rekening zijn gebracht voor de hem verleende rechtsbijstand. Dat zijn klachten die zich richten tegen bepaalde, met name genoemde, advocaten en dat levert geen verwijt op aan alle advocaten werkzaam bij verweerder. Daarom is de klacht jegens verweerder kennelijk niet-ontvankelijk.

De voorzitter overweegt ten overvloede dat, voor het geval klager een klacht tegen [A] en [B] zou hebben ingediend, ook die niet-ontvankelijk zou zijn. Klager is immers met de voorzitter van verweerder overeengekomen dat de door hem betaalde declaraties aan hem zouden worden terugbetaald en dat hij daartegenover de klacht zou  intrekken. Klager kan niet terugkomen op die – door hem niet betwiste -  afspraak.

Het voorgaande brengt met zich mee dat beide onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 25 februari 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 28 februari 2011.

mr. M.J. Blaisse

voorzitter