Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1911

Zaaknummer

M 222 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Een termijn van 6 jaar is geen redelijke termijn waarbinnen de klacht in ingediend. Klager was ermee bekend dat verweerder zijn cliënte heeft bijgestaan tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het treffen van de schikking met de fiscus. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat hij pas in 2009 na bestudering van correspondentie hiervan op de hoogte was.

Inhoudsindicatie

Klacht niet ontvankelijk.

Uitspraak

 

M 222 – 2010

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

Y,

verder te noemen: klager,

 

tegen

 

Z,

advocaat,

verder te noemen: verweerder.

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 29 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 26 juli 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2.      De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 16 mei 2011.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

 

2. De feiten

 

           Klager heeft in de periode van 1989 tot 2002 samengewoond met mevrouw X. Verweerder heeft mevrouw X in de periode 2002-2004 bijgestaan in een procedure tegen de Ontvanger der Directe Belastingen, inzake de aansprakelijkstelling van mevrouw X ter zake van belastingschulden van klager.

Verweerder heeft mevrouw X tevens bijgestaan in een procedure betreffende de beëindiging van de samenlevingsrelatie met klager.

           

3. De klacht

 

            De klacht houdt het volgende in:

 

Verweerder profileerde zich aanvankelijk (eind 2001) als adviseur van klager en van mevrouw X en keerde zich later tegen klager;

Verweerder heeft de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Klager heeft ernstige financiële schade ( € 444.212,96) opgelopen als gevolg van het meewerken door verweerder aan een regeling tussen zijn cliënte (mevrouw X) en de belastingdienst, terwijl verweerder wist, althans behoorde te weten, dat zijn cliënte met een dergelijke regeling wanprestatie ten opzichte van klager pleegde.

Verweerder heeft klager als meest belanghebbende in de procedure tegen de fiscus niet geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen dan wel het verloop van de procedure.

 

4. Het verweer

 

Primair:

 

4.1.      Klager is niet ontvankelijk in zijn klacht, omdat de beweerde laakbare gedragingen in 2002, 2003 en/of 2004 hebben plaatsgevonden en hij pas in 2010 een tuchtrechtelijke klacht formuleert.

 

Subsidiair:

 

4.2.            Verweerder is nooit als advocaat voor klager opgetreden.

 

4.3.      Bij brieven van 8 maart 2004, 1 april 2004 en 20 april 2004 heeft klager aan verweerder medegedeeld in de zaak te berusten, geen enkele inspanning te verrichten in de procedure en nergens aan mee te werken.

 

4.4       Verweerder heeft destijds zijn cliënte geadviseerd om het door de advocaat van klager opgestelde convenant niet te ondertekenen. Het convenant bevatte geen definitieve   regeling van een aantal geschillen en het convenant voorzag niet in een definitieve en finale regeling van gemeenschappelijke zaken.

 

4.5.     Verweerder bestrijdt de belangen van klager ontoelaatbaar te hebben geschaad. Verweerder bestrijdt dat zijn cliënte met zijn medewerking wanprestatie heeft geleverd ten aanzien van het bepaalde in het convenant. Voorzover de cliënte van verweerder in strijd met het bepaalde in het convenant zou hebben gehandeld, had klager zich destijds tot haar moeten wenden, wat hij niet heeft gedaan.

 

4.6.      Het optreden van verweerder voor zijn cliënte werd met name door klager gefrustreerd omdat hij geen bewijs wenste te leveren. Het initiatief tot royement van de procedure is van de Rijksadvocaat uitgegaan en niet van verweerder of zijn cliënte.

 

 

5. Ontvankelijkheid van de klacht

 

5.1.      In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer inhoudend dat er sprake is van niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gestelde gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.

De raad zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2.      De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in de periode van 2002-2004. De klacht is op 26 juli 2010, derhalve ruim 6 jaar later, door klager ingediend. Klager stelt dat hem pas uit bestudering van de correspondentie van verweerder met de Ontvanger duidelijk is geworden dat verweerder een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de schikking en dat hij daarom niet eerder tot de indiening van een klacht tegen verweerder had kunnen overgaan.

 

5.3.      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat klager op de hoogte was van het feit dat de procedure tegen de fiscus was geroyeerd, dat er een schikking tussen de fiscus en de cliënte van verweerder, mevrouw X, was getroffen en dat mevrouw X werd bijgestaan door verweerder. Klager had dienen te begrijpen dat verweerder, als advocaat van mevrouw X in de aansprakelijkheidskwestie tegen de fiscus, zijn cliënte heeft bijgestaan tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het treffen van de schikking met de fiscus. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat hij pas in 2009 na bestudering van de inhoud van de correspondentie tussen verweerder en de fiscus op de hoogte was van diens rol bij de totstandkoming van de schikking en hij derhalve niet eerder tot het indienen van een klacht kon overgaan.

 

5.4.      Nu klager 6 jaren heeft gewacht met het indienen van een klacht tegen verweerder, is geen sprake van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend, en zal de raad de klacht in alle onderdelen als niet-ontvankelijk afwijzen.

 

 

6. Beslissing

 

 

De raad wijst de klacht in alle onderdelen als niet-ontvankelijk af.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, P.A.M. van Hoef, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2011

 

 

 

griffier                                                   voorzitter

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 5 juli 2011

 

 

 

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.