Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1486

Zaaknummer

B 86-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Aan een advocaat komt voor het –in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een grote mate van vrijheid toe. Niet gebleken dat in deze kennelijk onjuist is opgetreden dan wel kennelijk onjuist is geadviseerd. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien de advocaat schriftelijk aan zijn cliënt is bevestigt dat deze er voor heeft gekozen af te zien van zijn recht op een toevoeging. Dubbel declareren dan wel declareren voor niet verrichte werkzaamheden is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Ongegrond.

Uitspraak

 

B 86 - 2010

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

de heer A

verder : klager

gemachtigde: B,

 

tegen

 

C

verder: verweerder

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 21 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op 9 januari 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klager dd. 20 september 2010, met bijlage

 

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 6 december 2010. Ter zitting waren de gemachtigde van klager en verweerster aanwezig.

 

2. De feiten

 

2.1.      Klager werd in februari 2006 in voorlopige hechtenis genomen ten gevolge van een aangifte van zijn ex-echtgenote. Verweerster heeft klager in het kader van de piketregeling in voorlopige hechtenis bezocht en werd ambtshalve aan klager toegevoegd. In maart 2006 heeft klager te kennen gegeven dat hij geen gebruik van de toevoeging meer wenste te maken. In maart 2006 heeft de zus van klager een voorschot van € 5.950, - aan het kantoor van verweerster voldaan. Verweerster heeft bij brief dd. 22 maart 2006 aan klager bevestigd dat klager haar te kennen had gegeven geen gebruik meer te willen maken van de toevoeging en dat zij “betalend” voor klager zou optreden.

 

2.2.      Klager verzocht klaagster op 14 juli 2006 om hem ook bij te staan in een alimentatiekwestie. Verweerster heeft op 19 juli 2006 een verweerschrift ingediend.

.

2. 3.     Bij brief dd. 6 september 2006 schreef verweerster onder meer het volgende aan klager:

“………Hierbij laat ik u weten dat ik tot op heden nog geen bericht van de Rechtbank heb ontvangen over een zittingsdatum. In juni jl. heb ik nog verzocht de zitting te plannen vóór 1 oktober a.s. in verband met mijn verlof per 1 oktober. De kans acht ik thans reëel dat de zitting derhalve na 1 oktober zal worden gepland zodat u alsdan verder bijgestaan dient te worden door mijn vervanger………

 

Voorts heeft de afdeling boekhouding de declaratie opgemaakt voor de periode vanaf juni jl. Deze declaratie treft u ingesloten aan (bijlage). Zoals besproken zal deze declaratie worden verrekend met het door u voldane voorschot. Wij bespraken reeds dat ik voor u betalend optreed. Ik heb uit serviceoverweging slechts mijn werkzaamheden vanaf medio juni jl. op “betalend”gezet. De toevoeging is per die datum stopgezet. Reeds in maart heeft u aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de ambtshalve afgegeven toevoeging. In dat verband had u reeds een voorschot betaald. ………”

 

Bij voormelde brief heeft verweerster klager een factuur toegezonden ad € 662,24, welke factuur met het in maart 2006 betaalde voorschot is verrekend. Deze declaratie had betrekking op werkzaamheden van verweerster in de periode van 16 juni 2006 tot 6 september 2006.

 

2.4.      Klager heeft hierop per e-mail dd 13 september 2006 als volgt geantwoord:

“………Graag laat ik me vertegenwoordigen/bijstaan door u, niet alleen vanwege dossierkennis maar voornamelijk vanwege mijn vertrouwen in u als Raadsvrouwe.

Omdat de rechtbank, ondanks uw verzoek, geen zittingsdatum heeft willen plannen voor 1 oktober stel ik voor om de zitting te laten plaatsvinden na uw zwangerschapsverlof. Dit is niet onze keuze maar simpelweg het gevolg van “het beleid”van de Rechtbank. Ik neem aan dat dit tot de mogelijkheden behoort.

 

Fijn dat u tot medio juni de kosten hebt kunnen laten vallen onder de ambtshalve gegeven toevoeging!

………”

 

2.5.      Mr. X,  kantoorgenoot van verweerster, heeft bij brief dd. 16 oktober 2006 een kopie van het eind proces-verbaal aan klager toegezonden. Hij verzocht klager een afspraak te maken, opdat zij de zaak konden bespreken. Bij brief dd. 9 maart 2007 heeft verweerster klager bericht weer te zijn teruggekeerd van haar verlof. Zij zond klager een tussendeclaratie ad € 491,95 betreffende de door haar kantoorgenoot tijdens haar verlof verrichte werkzaamheden. Ook deze declaratie is verrekend met het door klager betaalde voorschot.

 

2.6.      Verweerster heeft klager bij brief dd. 20 december 2007 bericht haar werkzaamheden per 1 januari 2008 voort te zullen zetten bij een nieuw kantoor te Y. Zij verzocht klager hem te berichten of hij wenste dat zij haar werkzaamheden zou voortzetten, dan wel of hij er voor koos zijn werkzaamheden door haar toenmalige kantoorgenoten te laten voortzetten.

Klager liet verweerster weten dat hij wenste dat zij haar werkzaamheden voor hem zou voortzetten.

Verweerster deelde vervolgens aan klager mede:

-           dat haar toenmalige kantoor klager per brief zou informeren over de financiële afwikkeling per 31 december 2007;

-           dat zij betalend voor klager zou blijven optreden;

-           dat zij klager een voorschotnota zou sturen, zodra hij haar opdracht zou geven tot het verrichten van werkzaamheden.

Klager ontving bij brief dd. 2 januari 2008 een eindafrekening van het voormalige kantoor

van verweerster. Klager kon zich niet vinden in de eindafrekening.

 

2.7.      Verweerster heeft klager bij brief dd. 19 maart 2008 bericht dat zij gebeld was door de rechtbank in verband met een zitting op 20 maart 2008. Verweerster schreef te hebben kunnen regelen dat de dagvaarding voor die dag werd ingetrokken omdat zij daarvan niet op de hoogte was. Zij verzocht klager haar te berichten of haar verdere rechtsbijstand gewenst was.

Klager heeft zich in april 2008 tot een andere advocaat gewend.

 

3. De klacht

 

3.1.      De klacht luidt als volgt:

 

1. Verweerster is in de strafzaak tekortgeschoten omdat:

-           dubbel gefactureerd is, namelijk zowel aan de Staat als aan klager;

-           niet verrichte werkzaamheden en/of niet relevante werkzaamheden zijn gedeclareerd

-           klager onvoldoende is geïnformeerd over de verwachte uitkomsten van de procedure

-           klager onvoldoende is geadviseerd en geïnformeerd over onderzoeksstappen

 

2. Verweerster is in de alimentatiezaak zaak tekortgeschoten omdat:

-           niet verrichte werkzaamheden en/of niet relevante werkzaamheden zijn gedeclareerd

-           klager onvoldoende is geïnformeerd over de verwachte uitkomsten van de procedure

 

3.2.      Klager voert ter toelichting op zijn klacht het volgende aan:

Verweerster verwees klager betreffende de einddeclaratie naar haar voormalige kantoor.

Verweerster was echter (mede) aansprakelijk, nu klager de afspraken met haar heeft gemaakt. Verweerster diende de problemen op te lossen. Verweerster heeft nooit gereageerd op zijn verzoek om interventie in zijn e-mail dd. 19 maart 2008.

Verweerster heeft onvoldoende achterhaald of klager zich bewust was van de gevolgen van zijn mededeling af te zien van een toevoeging. Klager heeft hiervan onder stress van de voorlopige hechtenis afgezien.

Verweerster heeft het eind proces verbaal dd april 2006 pas op 23 mei 2006 aan klager toegezonden.

Verweerster heeft een klaagschrift ex artikel 552SV ingediend, terwijl klager de zaken al retour had ontvangen. Deze werkzaamheden hadden derhalve niet verricht behoeven te worden.

Ook in de alimentatiezaak zijn onnodige werkzaamheden verricht. Hoewel na een eenvoudige berekening had moeten blijken dat klager over voldoende draagkracht beschikte om aan het alimentatieverzoek te voldoen, is toch geadviseerd verweer te voeren, wat geen resultaat heeft opgeleverd. Deze werkzaamheden waren nutteloos.

Verweerster heeft klager nimmer geadviseerd een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling in te dienen. Een advocaat behoort (ook ongevraagd) te adviseren.

Verweerster heeft ook in de strafzaak niet de nodige stappen gezet. Er zijn geen getuigen opgeroepen voor de rechter commissaris en er is nimmer verzocht om de bewaring/gevangenhouding (die weliswaar na zes weken was geschorst) op te heffen.

 

4. Het verweer.

 

4.1.      Klager verzocht verweerster nadrukkelijk verweer te voeren in de alimentatiekwestie. Naast betwisting van de gestelde behoefte diende een draagkrachtverweer te worden gevoerd. Klager had hoge maandlasten en had al enige maanden geen inkomsten uit arbeid. Ten tijde van indiening van het verweerschrift had verweerster niet de beschikking over alle financiële gegevens van klager. Verweerster heeft deze zaak wegens haar zwangerschapsverlof in september 2006 overgedragen aan haar kantoorgenoot, mr. X.

Er was sprake van zeer late wijziging in de financiële omstandigheden van klager, die pas ter zitting door klager is medegedeeld. Bij zulk een late wijziging van omstandigheden kan een advocaat niet worden verweten dat deze in een eerder stadium anders had moeten adviseren.

 

4.2.      Verweerster heeft vanaf de aanvang van de strafzaak met klager voortdurend de (aanvullende) stukken besproken, alsmede de proceshouding en mogelijke onderzoeksstappen afgesproken. Verweerster heeft tegen de beslissing gevangenhouding van 30 dagen hoger beroep ingesteld, waarna het gerechtshof de voorlopige hechtenis heeft geschorst. Gezien de ontkennende verklaring van klager is door verweerster de mogelijkheid aangegeven de aangeefster als getuige te laten horen. Klager zag hier vooralsnog van af, Gekozen werd voor het laten vervolledigen van het dossier door justitie, waaronder het onder klager in beslag genomen beeldmateriaal. Voorts is verzocht om voeging van (psychologische) rapportage en andere schriftelijke bescheiden.

Op het eind proces-verbaal staat de datum van april 2006 vermeld, doch dit werd door verweerster enkele weken later ontvangen. Zij heeft dit in mei 2006 onmiddellijk doorgezonden aan klager. Op haar verzoek tot bespreking hiervan heeft klager niet gereageerd.

 

4.3.      Verweerster heeft klager vanaf het begin gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek betreffende omgang met zijn kinderen. Klager zag ten tijde van detentie hiervan af. Ook na diens invrijheidstelling zag klager hiervan, in afwachting van het verloop van de strafrechtelijke procedure, af. Zoals blijkt uit het verweerschrift in de alimentatieprocedure is dit onderwerp in die procedure aan de orde gesteld.

 

4.4.      Indiening van het verzoek ex artikel 552 Sv is altijd in overleg en in opdracht van klager gedaan. Verweerster dient een dergelijk verzoek niet in, indien zij van haar cliënt heeft vernomen dat deze de goederen heeft terug ontvangen. Deze werkzaamheden hebben uiteindelijk wel vruchten afgeworpen, waarna het verzoek door de vervanger van verweerster is ingetrokken.

 

4.5.      Verweerster heeft klager er op gewezen, dat hij haar nadrukkelijk verzocht betalend voor hem op te treden, opdat het optreden op basis van een toevoeging zou worden beëindigd. Verweerster heeft dit bij brief dd. 22 maart 2006 schriftelijk bevestigd. Klager heeft willens en wetens afgezien van het recht op een toevoeging en heeft nimmer aangegeven hierover enige twijfel te hebben. Verweerster heeft klager overigens tijdens zijn detentie en nog een periode daarna op basis van de toevoeging bijgestaan.

 

4.6.      Verweerster heeft in maart 2006 schriftelijk bevestigd dat klager te kennen had gegeven dat verweerster betalend voor hem zou optreden. In maart 2006 werd een voorschotbetaling zijdens klager ontvangen. Verweerster heeft haar werkzaamheden vanaf 16 juni 2006 bij klager in rekening gebracht. Verweerster heeft met de einddeclaratie geen bemoeienis gehad. De declaratie is door het voormalig kantoor van verweerster opgemaakt, waarbij de met klager gemaakte afspraken zijn meegenomen Verweerster heeft klager in januari 2008 telefonisch geadviseerd de zaak af te wikkelen met haar voormalig kantoor. Daarna heeft verweerster niets meer van klager vernomen. Het e-mail bericht dd. 19 maart 2008 is verweerster onbekend.

 

5. Ontvankelijkheid van de klacht.

 

5.1.      In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling of er sprake is van niet-tijdige indiening van een klacht, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.

De raad zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.2.      Verweerster heeft klager bijgestaan van februari 2006 tot april 2008. Klager heeft zich in januari 2009 beklaagd over het optreden van verweerster. Hoewel sommige gedragingen van verweerster ruim drie jaar voor de indiening van de klacht hebben plaatsgevonden, en het op de weg van klager had gelegen zich hierover eerder te beklagen, is de raad van oordeel dat klager, nu verweerster pas in april 2008 haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd en verweerster door het enkele tijdsverloop niet in haar verdediging is belemmerd, kan worden ontvangen in alle onderdelen van zijn klacht.

 

 

6. Beoordeling van de klacht

 

6.1.            Niet gebleken is dat klager onvoldoende is geïnformeerd over zijn recht op toevoeging

en de consequenties van het afzien daarvan. Verweerster stond klager aanvankelijk bij op basis van een verleende toevoeging. Op enig moment heeft klager besloten daarvan geen gebruik meer te maken, waarna hij een voorschot op de rekening van het kantoor van verweerster heeft overgemaakt of doen overmaken. Verweerster heeft schriftelijk bevestigd dat klager niet langer gebruik wenste te maken van de verleende toevoeging en dat hij voor de werkzaamheden van verweerster wenste te betalen, waardoor de toevoeging zou eindigen. Klager is aldus voldoende duidelijk geïnformeerd. Verweerster valt ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

 

6.2.             Dat verweerster zowel aan de Staat als aan klager heeft gedeclareerd is niet

gebleken. Verweerster heeft in juni 2006 de toevoeging ter declaratie ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand betreffende de periode waarin zij klager op basis van een toevoeging had bijgestaan. Vervolgens heeft verweerster haar werkzaamheden vanaf 16 juni 2006 bij klager in rekening gebracht. De einddeclaratie is opgemaakt en op 2 januari 2008 verzonden door het voormalige kantoor van verweerster. Verweerster heeft met de opstelling van de einddeclaratie geen bemoeienis gehad. Verweerster zou er goed aan gedaan hebben  om, toen zij klager in januari 2008 telefonisch voor de financiële afrekening naar haar voormalig kantoor verwees, ook zelf contact op te nemen met haar voormalig kantoor om de problemen te bespreken en haar voormalig kantoor te wijzen op het bestaan van haar brief dd. 6 september 2006. Maar het feit dat zij dat niet gedaan heeft is toch niet ernstig genoeg om haar dat tuchtrechtelijk aan te rekenen. Van een eventuele onjuiste berekening in de einddeclaratie kan haar mede daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

6.3.      Niet gebleken is dat verweerster niet verrichte of niet relevante werkzaamheden heeft gedeclareerd. Het verweer dat de werkzaamheden betreffende het artikel 552 Sv verzoek ertoe hebben geleid dat de goederen zijn teruggegeven, waarna het verzoek is ingetrokken, komt de raad aannemelijk voor, evenals het verweer betreffende het gevoerde beleid in de alimentatiekwestie. Klager heeft niets gesteld waaruit het tegendeel is gebleken. Klager heeft ook nooit aan verweerster te kennen gegeven dat hij het niet eens was met de door haar verrichte werkzaamheden.  

 

6.4.     Aan een advocaat komt voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een

ruime vrijheid toe. Een tuchtrechtelijke maatregel kan pas geïndiceerd zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Hiervan is noch in de strafzaak, noch in de alimentatiezaak gebleken. In de strafzaak is in overleg met klager in afwachting van de strafzitting voor een bepaalde strategie gekozen en in de alimentatiekwestie is verweerster bij haar advisering uitgegaan van de haar op dat moment bekend gegevens. Wijziging in die gegevens nadien kan verweerster niet worden tegengeworpen.

Dat verweerster enkele weken heeft gewacht alvorens zij het eind proces-verbaal aan klager heeft toegestuurd is niet komen vast te staan. Het verweer dat het eind proces-verbaal pas enkele weken nadat dit is gedateerd aan verweerster is verzonden, waarna zij dit aan klager heeft doorgezonden, komt de raad aannemelijk voor, bovendien heeft klager hiervan geen enkel nadeel ondervonden.

 

6.5.      Verweerster stelt dat zij klager wel heeft gewezen op de mogelijkheid tot het indienen

van een verzoek tot een omgangsregeling, maar dat hij daar om hem moverende redenen vooralsnog van afzag. Ter zake staan de standpunten van klager en verweerster tegenover elkaar zodat de feitelijke grondslag van dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan.

 

6.6.      Op grond van het bovenstaande zal de raad de klacht in alle onderdelen als ongegrond afwijzen.

 

 

7. Beslissing

 

De raad verklaart klager ontvankelijk in alle onderdelen van zijn klacht.

 

De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mrs. P.M. Knaapen, voorzitter, P. van Hoef, L. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens  en R.G.A.M. Theunissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2011.

 

Griffier                                                            voorzitter

 

 

Verzonden op: 8 februari 2011.

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.