Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1678

Zaaknummer

10-410A

Inhoudsindicatie

 Klachten tegen eigen toegevoegde advocaat over kosten voor omvangrijk kopieerwerk dat door verweerster was uitbesteed in verband met fourneren voor pleidooi, over onvoldoende bijstand en over het teruggeven van stukken door verweerster aan klaagster.

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft kopieerkosten niet van tevoren meegedeeld. Door dit nalaten van verweerster heeft zij klaagster de kans ontnomen alsnog van pleidooi af te zien en dat is in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk laakbaar. Klachtonderdeel gegrond.

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft aan klaagster geschreven dat de stukken aan haar waren geretourneerd, terwijl dat achteraf onjuist is gebleken. Klachtonderdeel gegrond. Overige klachten ongegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

   BESLISSING d.d. 24 mei 2011

in de zaak 10-410A

¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 4 november 2010, bij de raad binnengekomen op 5 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad 15 maart 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 16 vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de faxbrief van verweerster van 14 maart 2011.

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat

1. verweerster met betrekking tot de behandeling van de zaak tegen de heer D.:

a) voor de kosten van het kopiëren van het te fourneren procesdossier aan klaagster € 705,80 in rekening heeft gebracht,

b) zich voorafgaande aan de zitting te amicaal heeft gedragen ten opzichte van de wederpartij en diens advocaat,

c) ter zitting geen stukken bij zich had, heeft gestotterd en niets bleek te begrijpen van de cijfers die zij had overgelegd,

d) ondanks toezeggingen aan het hof de volgende dag geen stukken heeft nagezonden, althans klaagster daarvan niet op de hoogte heeft gesteld en klaagster niet heeft geïnformeerd “hoe de zaak er voor stond”;

2. verweerster met betrekking tot de zaak tegen de SVB ten overstaan van de rechtbank heeft verklaard van de hele zaak niets te begrijpen, de vragen van de rechter niet heeft kunnen beantwoorden en zij geen stukken bij zich had;

3. verweerster met betrekking tot de zaak tegen mr. Van der L. na de aansprakelijkstelling niets meer heeft gedaan, het dossier niet heeft doorgezonden aan klaagsters nieuwe advocaat en dit evenmin aan klaagster heeft teruggegeven.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm, zoals vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, geschonden.

De feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in (in ieder geval) drie zaken. De eerste zaak betrof die tegen de heer D., in welke zaak klaagster in eerste aanleg door een andere advocaat is bijgestaan en waarin de vordering van klaagster werd afgewezen omdat deze was verjaard. Verweerster heeft in hoger beroep de memorie van grieven opgesteld en daarna, op verzoek van klaagster, pleidooi gevraagd.

3.3 Voor het houden van pleidooi werd door het hof - zoals gebruikelijk -  gevraagd het procesdossier in vijfvoud te fourneren. Verweerster heeft telefonisch aan klaagster meegedeeld dat kopieerwerk zou worden uitbesteed omdat de kantoororganisatie van verweerster voor kopieerwerkzaamheden van het zeer omvangrijke procesdossier niet was ingericht. De kosten voor het kopieerwerk hebben € 705,80 bedragen en zijn door verweerster bij klaagster in rekening gebracht. Op verzoek van klaagster heeft zij voormeld bedrag in termijnen betaald. Het procesdossier heeft verweerster, gezien de omvang, voorafgaand aan het pleidooi aan haar procureur gezonden met het verzoek dit op de rolzitting te fourneren. Daarna is arrest gewezen waarbij het vonnis in eerste aanleg werd bekrachtigd.

3.4 De zaak tussen klaagster en SVB betrof een bestuursrechtelijke procedure in het kader van de AOW-uitkering van klaagster, in welke zaak verweerster op verzoek van klaagster beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Bij de behandeling van het beroep op 27 november 2007 heeft klaagster ter zitting een kort daarvoor door haar ontvangen voorlopige beslissing in een verwante zaak aan de rechtbank overgelegd. Klaagster had deze beslissing niet tevoren aan verweerster overhandigd, zodat deze ter zitting ook voor  verweerster nieuw was.

3.5 De zaak tussen klaagster en mr. Van der L. had betrekking op de zaak tussen klaagster en de heer D. Mr. Van der L. had klaagster in die zaak in het verleden bijgestaan. Verweerster heeft mr. Van der L. op verzoek van klaagster aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het niet tijdig stuiten van de verjaring van klaagsters vordering op de heer D. Nadat verweerster op 12 maart 2008 besloten had niet meer voor klaagster te willen optreden, heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend. Deze heeft verweerster op 13 maart en 17 mei 2008 om toezending van het dossier gevraagd..

3.6 Op het herhaalde verzoek van klaagster aan verweerster om stukken, die nog in het bezit waren van verweerster, aan klaagster terug te sturen heeft verweerster gereageerd dat zij geen stukken meer in haar bezit had en dat de originele stukken aan klaagster waren teruggegeven.

3.7 Verweerster was destijds (tot september 2008) werkzaam op een ander kantoor dan thans. De dossiers van de door haar behandelde en afgedane zaken, waaronder klaagsters zaken, zijn in het archief van dat kantoor gebleven.

Beoordeling van de klachtonderdelen

4.1 De klacht van klaagster in de zaak tegen de heer D. valt uiteen in vier onderdelen welke onderdelen hierna achtereenvolgens aan de orde komen.

4.2 Klachtonderdeel 1a) betreft de kosten voor het kopiëren van het procesdossier. Ten aanzien van dit onderdeel overweegt de raad dat zij ter zitting heeft geconstateerd dat het procesdossier inderdaad zeer omvangrijk is. De hoogte van het bedrag komt de raad daarom niet onredelijk voor. Nu deze kosten niet door de Raad voor Rechtsbijstand worden vergoed is het niet onredelijk dat deze kosten voor rekening van klaagster komen. Het had echter op de weg van verweerster gelegen klaagster vóór het geven van de kopieeropdracht expliciet daarop te wijzen en haar te waarschuwen dat gezien de omvang van het procesdossier de kosten, vanwege het uitbesteden van de kopieeropdracht aan een derde, substantieel zouden worden. Verweerster had zelfs een kostenopgave kunnen vragen alvorens de opdracht uit te besteden zodat zij klaagster van het bedrag op de hoogte had kunnen stellen. Klaagster heeft zich de gevolgen van het vragen van pleidooi en de daarmee gepaard gaande kosten voor het kopieerwerk niet gerealiseerd en verweerster had dat moeten begrijpen. Klaagster had, indien voldoende voorgelicht, van het vragen van pleidooi kunnen afzien, mede omdat verweerster zelf al had aangegeven de kansen van het hoger beroep niet hoog in te schatten. Door dit nalaten van verweerster heeft zij klaagster de kans ontnomen deze afweging te maken en dat is in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

4.3 Klachtonderdeel 1b) houdt in dat verweerster zich bij de zitting te amicaal zou hebben gedragen ten opzichte van de wederpartij en diens advocaat. Verweerster heeft dit betwist. De raad kan in deze omstandigheden niets vaststellen omtrent de feitelijke gang van zaken, zodat dit onderdeel ongegrond is. Ten overvloede overweegt de raad dat het niet ongebruikelijk is dat een advocaat de wederpartij en diens advocaat begroet.

 

4.4 Ook de verwijten in de klachtonderdeel 1c) zijn niet komen vast te staan, nu verweerster deze heeft betwist. Met betrekking tot klachtonderdeel 1d) heeft verweerster ter zitting uitleg gegeven over de wijze waarop zij het procesdossier aan het hof heeft doen toekomen. Daarop valt niets aan te merken.  Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij klaagster niet heeft geïnformeerd over het overleggen van het procesdossier via haar procureur, maar de raad overweegt dat een dergelijke mededeling niet vereist is en dat verweerster, door die mededeling achterwege te laten, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor het overige is niet komen vast te staan dat ter zitting van het hof zou zijn toegezegd dat andere stukken dan de processtukken zouden worden overgelegd. Klachtonderdelen 1 c) en d) zijn derhalve ongegrond.

4.5 Ten aanzien van de zaak tegen de SVB (klachtonderdeel 2) overweegt de raad dat de verwijten die klaagster verweerster maakt geen steun vinden in het klachtdossier, noch in hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard. Die verwijten zijn derhalve niet komen vast te staan zodat dit klachtonderdeel ongegrond is. 

4.6 Ten aanzien van de klacht over het handelen van verweerster in de zaak van klaagster tegen mr. Van der L. (klachtonderdeel 3) overweegt de raad dat verweerster mr. Van der L. aansprakelijk heeft gesteld en dat zij daarna geen inhoudelijke werkzaamheden meer heeft verricht omdat de gevolgen van de gestelde aansprakelijkheid afhankelijk waren van de uitkomst van het geschil tussen klaagster en de heer D. Dat is begrijpelijk. Het gedeelte van de klacht dat daarop betrekking heeft is dus ongegrond.

4.7  Voor zover het klachtonderdeel ziet op het feit dat verweerster het dossier niet aan de opvolgend advocaat of aan klaagster heeft gezonden is het gegrond. Verweerster heeft aan klaagster geschreven dat de stukken aan haar waren geretourneerd, terwijl dat achteraf onjuist is gebleken. De kantoorwissel van verweerster maakt dat niet anders. Uiteindelijk heeft verweerster de stukken kort voor de zitting van de raad in het archief van haar oude kantoor immers aangetroffen en ter zitting van de raad  aan klaagster overhandigd. Verweerster had dit archief eerder kunnen en moeten doorzoeken. Klachtonderdeel 3 is derhalve gedeeltelijk gegrond.

Maatregel

Verweerster heeft ter zitting van de raad doen blijken dat zij, achteraf gezien, inziet dat zij in voormelde kwesties anders had moeten handelen en zij heeft gezegd dat zij de gang van zaken betreurt. Naar het oordeel van de raad kan daarmee niet worden volstaan en dient na te melden maatregel te worden opgelegd.

 

BESLISSING:

 

De raad van discipline verklaart:

- klachtonderdelen 1a) en 3 gedeeltelijk gegrond;

- klachtonderdelen 1b) t/m d) en 2 ongegrond en 3 gedeeltelijk ongegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. A. de Groot, mr. J.H.P. Smeets, en mr. S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2011.

 

 

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07