Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1513

Zaaknummer

R. 3506/10.136

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft bij een conclusie van antwoord confraternele correspondentie overgelegd zonder toestemming van klaagster en zonder overleg met de Deken. Later heeft verweerster daarover een brief aan de rechtbank geschreven zonder daarvan gelijktijdig een kopie aan klaagster te sturen.

Inhoudsindicatie

Klachten wegens handelen in strijd met gedragsregel 12, 13 en 15 gegrond. Berisping.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 8 januari 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 20 augustus 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 10 januari 2011, alwaar klaagster en verweerster zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Klaagster behartigt de belangen van mevrouw G. in een geschil met de heer W., waarin verweerster optreedt als advocaat van de heer W.

2.2 In het geschil is de heer W. op verzoek van mevrouw G. in een vrijwaringsprocedure gedagvaard.

2.3 In de vrijwaringsprocedure heeft verweerster op 17 december 2009 een conclusie van antwoord bij de Rechtbank Rotterdam ingediend.

2.4 Bij de conclusie van antwoord heeft verweerster een brief van 25 november 2009 van haar aan klaagster overgelegd.

2.5 Bij faxbrief van 5 januari 2010 heeft klaagster bij verweerster bezwaar gemaakt tegen het overleggen van confraternele correspondentie en heeft zij haar verzocht de betrokken productie per ommegaande in te trekken.

2.6 Bij faxbrief van 6 januari 2010 heeft verweerster aan klaagster meegedeeld aan het verzoek tot intrekking van de productie geen gevolg te geven.

2.7 Bij brief van 11 februari 2010 heeft verweerster aan de rechtbank verzocht de inhoud van de brief van 25 november 2009, als zijnde niet overgelegd, niet bij haar beslissing te betrekken.

2.8 Naar aanleiding van een opmerking van verweerster in haar dupliek in de onderhavige klachtprocedure heeft klaagster bij de Deken opgemerkt dat zij van de brief van verweerster van 11 februari 2010 aan de rechtbank geen kopie had ontvangen.

2.9 Bij brief van 21 februari 2010 heeft verweerster een kopie van haar brief aan de rechtbank van 11 februari 2010 aan klaagster toegezonden.

2.10 Op 11 februari 2010 heeft verweerster in de vrijwaringsprocedure de conclusie van dupliek genomen. In de conclusie heeft verweerster citaten opgenomen uit een brief van klaagster aan haar van 25 november 2009.

 

KLACHT

3.1 De klacht behelst de volgende verwijten:

a. verweerster heeft zonder toestemming van klaagster en zonder voorafgaand overleg met de Deken confraternele correspondentie in de vrijwaringsprocedure overgelegd, waardoor verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 12 en 13;

b. verweerster heeft op 11 februari 2010 een brief aan de rechtbank gestuurd zonder daarvan een kopie aan klaagster te sturen, waardoor verweerster gedragsregel 15 heeft geschonden.

 

VERWEER

4. Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel a.

5.1 Op grond van gedragsregel 12 geldt dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.

Op grond van gedragsregel 13 geldt bovendien dat op de inhoud van tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij niets mag worden meegedeeld aan de rechter aan wiens oordeel is onderworpen.

5.2 Dit klachtonderdeel betreft de overlegging door verweerster van haar brief van 25 november 2009 aan klaagster als productie bij de conclusie van antwoord die door verweerster op 17 december 2009 bij de rechtbank Rotterdam, sector Kanton, is genomen.

5.3 De overgelegde brief is confraterneel. In de brief worden door verweerster voorstellen voor beëindiging van het geschil gedaan. Zo is er een voorstel tot intrekking van de procedure gedaan en een voorstel tot opheffing van een gelegd beslag.

De brief bevat aldus ook elementen van schikkingsonderhandelingen.

5.4 Klaagster heeft aangevoerd en verweerster heeft bevestigd dat verweerster in verband met het overleggen van de brief geen overleg met klaagster heeft gevoerd.

Verweerster heeft ter zitting ook toegegeven dat zij klachtwaardig heeft gehandeld.

Verweerster heeft aangevoerd dat de belangen van klaagster of haar cliënte door het overleggen van de brief niet zijn geschaad, doch dit doet aan het voorgaande niet af.

Met haar verweren miskent verweerster dat de kern van de betrokken gedragsregels is dat de correspondentie van advocaat tot advocaat in beginsel vertrouwelijk behoort te zijn en te blijven. Het is van belang voor de procederende partij dat over de zaak tussen advocaten overleg kan worden gepleegd zonder dat de rechter aan wie het geschil is voorgelegd daarmee bekend raakt. Daarbij moet het voor advocaten mogelijk zijn een schikking te beproeven zonder dat zij bevreesd hoeven te zijn dat hetgeen daarbij is gedaan, gezegd of geschreven en later in de procedure wordt tegengeworpen.

5.5 Door overlegging in rechte van de brief van 25 november 2009 heeft verweerster, gelet op het voorgaande, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

 

Klachtonderdeel b.

5.6 Op grond van gedragsregel 15 is het de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig rechtsgeding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter te wenden tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling of brief aan de andere advocaat.

5.7 Vaststaat dat verweerster op 11 februari 2010 in voormelde procedure een brief aan de rechtbank heeft gezonden zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klaagster te sturen.

Nadat verweerster daarop in het kader van het onderzoek van de Deken opmerkzaam is gemaakt, heeft zij alsnog bij brief van 21 februari 2010 een afschrift van de brief aan klaagster verstuurd. Daarbij heeft verweerster haar excuses voor de late toezending aangeboden.

5.8 Gezien het voorgaande heeft verweerster, door na te laten een kopie van haar brief van 11 februari 2010 aan de rechtbank tegelijkertijd aan klaagster te versturen, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Klachtonderdeel b is gegrond.

 

MAATREGEL

6.1 Bij het bepalen van de maatregel neemt de Raad in aanmerking dat verweerster, nadat zij door de Deken was gewezen op het ongeoorloofde van haar handelen als bedoeld in klachtonderdeel a, aanvankelijk heeft volhard in haar standpunt dat zij met de overlegging van de brief juist had gehandeld. Voorts heeft de Raad ter zitting niet de overtuiging gekregen dat verweerster de ernst van haar gedragingen inziet. De Raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond;

- legt als maatregel op een berisping.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.P. Heinrich, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2011.

griffier          voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.