Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1637

Zaaknummer

H 181-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. De belangen van klager zijn niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad door het aanhangig maken van procedures en daarin de standpunten van zijn cliënte naar voren te brengen. Gedragsregel 28 ziet op de contractuele relatie tussen de advocaat en zijn cliënt en is geschreven in het belang van de cliënt van de advocaat en dus niet ten behoeve van de wederpartij.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk. 

Uitspraak

 

H 181-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

 

de klacht van:

 

klager,

gemachtigde:

de heer X

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 16 september 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 18 januari 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 14 februari 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn de echtgenote van klager, de gemachtigde van klager en verweerder verschenen.

 

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënten diverse procedures jegens klager aanhangig gemaakt, waaronder het indienen van een faillissementsverzoek, dat door de rechtbank is toegewezen en door het gerechtshof is verworpen. Ter zake van openstaande declaraties van de maatschap van verweerder hebben de cliënten van verweerder hun vorderingen op klager aan de maatschap van verweerder verpand.

 

 

3.         De klacht

 

3.         De klacht houdt het volgende in:

            

             1.        Verweerder heeft gedragsregel 17 geschonden door herhaalde niet gemotiveerde beschuldigingen naar arbiters over belastingfraude en het oplichten van verzekeringen door klager, het ten onrechte indienen van een faillissementsverzoek, het dreigen met cassatie en de beledigende beschuldigingen aan de curator.

             2.        Verweerder heeft gedragsregel 28 geschonden door een pandrecht te laten vestigen op bedragen die klager aan de cliënten van verweerder zal betalen, waardoor verweerder een eigen belang heeft bij de uitkomst van de procedures.

 

 

4.         Het verweer

 

4          Het standpunt van verweerder houdt in:       

           

1.         Klager is niet ontvankelijk in dit onderdeel van de klacht omdat hij geen advocaat is. Verweerder behandelt de advocaat van klager op basis van welwillendheid en vertrouwen.

2.         Klager is niet ontvankelijk en overigens heeft verweerder gedragsregel 28 niet geschonden. Er is geen sprake van een voorschot, maar van reeds lang verschuldigde en onbetaalde declaraties.

 

 

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

 

            Klachtonderdeel 1

5.1.      Klager stelt dat verweerder gedragsregel 17 heeft geschonden, door herhaalde niet gemotiveerde beschuldigingen naar arbiters over belastingfraude en het oplichten van verzekeringen door klager, het ten onrechte indienen van een faillissementsverzoek, het dreigen met cassatie en de beledigende beschuldigingen aan de curator.

 

5.2.      Gedragsregel 17 bepaalt dat de advocaat in het belang van de rechtzoekende en van de advocatuur in het algemeen behoort te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Deze gedragsregel ziet op de betrekkingen tussen advocaten onderling en aan klager komt dan ook geen beroep toe op deze gedragsregel, zodat klager, voor zover de klacht gebaseerd is op deze gedragsregel, niet ontvankelijk is in zijn klacht. Hetzelfde geldt voor de klacht dat verweerder beledigende beschuldigingen heeft geuit aan de curator, nu immers niet klager, doch enkel de curator hierover zou kunnen klagen.

 

5.3.                  De gedragingen waarover klager klaagt, zijn de gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een        wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

 

5.4.      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerder zich heeft bediend van onnodig grievende uitlatingen, noch dat hij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad door namens zijn cliënte procedures aanhangig te maken en daarin de standpunten van zijn cliënte naar voren te brengen. Het enkele feit dat de standpunten van de cliënte van verweerder klager niet welgevallig zijn, betekent nog niet dat verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden. Dit onderdeel van de klacht is derhalve, voor zover klager klaagt over de beschuldigingen aan het adres van de curator, niet ontvankelijk, en voor het overige ongegrond.

 

            Klachtonderdeel 2

5.5.      Klager stelt dat verweerder gedragsregel 28 heeft geschonden door een pandrecht te laten vestigen op bedragen die klager aan de cliënten van verweerder zal betalen, waardoor verweerder een eigen belang heeft bij de uitkomst van de procedures.

 

5.6.      Gedragsregel 28 bepaalt dat het de advocaat niet is geoorloofd voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken. Deze gedragsregel ziet op de contractuele relatie tussen de advocaat en zijn cliënt en is geschreven in het belang van de cliënt van de advocaat.

 

5.7.      Aan klager komt derhalve geen beroep toe op deze gedragsregel, zodat klager niet ontvankelijk is in dit onderdeel van de klacht.

 

5.8.      De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 deels niet ontvankelijk en deels ongegrond moet worden verklaard, en dat klager niet ontvankelijk is in klachtonderdeel 2.

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart klachtonderdeel 1 deels niet ontvankelijk en deels ongegrond, en verklaart klager in klachtonderdeel 2 niet ontvankelijk.

 

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers,  L.W.M. Caudri, J.D.E. van den Heuvel, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 26 april 2011.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

Verzonden op: 26 april 2011,

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.