Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1886

Zaaknummer

10-192A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen eigen advocaat over vereiste communicatie, met name voor wat betreft de financiële afwikkeling van de zaak. Tussenuitspraak waarin verweerder wordt verzocht nadere stukken aan de raad over te leggen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

TUSSENBESLISSING d.d. 3 augustus 2011

in de zaak 10-192A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 3 juni 2010 binnengekomen klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 1 juni 2010, bij de raad binnengekomen op 3 juni 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 23 november 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 22 in de bij die brief gevoegde inventarislijst en van de door klaagster ter zitting overhandigde stukken, te weten een pagina van het contract tussen klaagster en EuroClaim getekend op 9 augustus 2003, een brief van EuroClaim aan klaagster van 19 juli 2007 en het verslag van de eerste bespreking op 31 juli 2003 tussen verweerder en een kantoorgenote en klaagster en haar echtgenoot.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:  

a) geen nader medisch onderzoek heeft laten verrichten, waardoor de procedure

  onredelijk lang heeft geduurd en de juridische positie van klaagster is verslechterd;

 b)  klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de kosten van de procedure, met

  name over het feit dat de buitengerechtelijke kosten als schade gelden, waardoor

  onder meer,

 c)  klaagster pas ten tijde van de comparitie heeft begrepen dat een bedrag van

  ruim € 23.000,-- aan declaraties van verweerder was verrekend met het betaalde

  voorschot, waardoor klaagster in de veronderstelling was dat het voorschot slechts

  € 10.000,-- bedroeg (zijnde het aan haar doorbetaalde bedrag);

d)  klaagster op oneigenlijke gronden heeft gedwongen om akkoord te gaan met de schikking zoals deze is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.

  

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder heeft klaagster vanaf medio 2003 tot en met april 2009 bijgestaan in een zaak tegen het M. Medisch Centrum te A. wegens schade, die het gevolg is van onjuist medisch handelen rondom de bevalling van de dochter van klaagster op 28 november 1997 en het daarop (op 29 november 1997) gevolgde overlijden van klaagsters dochter.

3.2 Klaagster was voor rechtsbijstand verzekerd bij rechtsbijstandverzekeraar A. Deze rechtsbijstandverzekeraar had letselschadebureau X B.V. opdracht gegeven om de letselschadezaak te behandelen. De verzekeraar van de wederpartij heeft bij brief van 4 juni 2002 de aansprakelijkheid erkend voor het niet tijdig plaatsvinden van een sectio. Omdat klaagster niet tevreden was over de belangenbehartiging door X B.V. heeft klaagster zich medio 2003 tot EuroClaim gewend. Klaagster heeft op 9 augustus 2003 een ‘no cure no pay’ overeenkomst met EuroClaim ondertekend.

3.3 Klaagster is door EuroClaim voor de behandeling van de letselschadezaak doorverwezen naar het kantoor van verweerder. Op 31 juli 2003 vond het eerste gesprek plaats tussen verweerder en een kantoorgenote en klaagster en haar echtgenoot. Klaagster heeft vervolgens een opdrachtbevestiging ondertekend, waarin onder meer vermeld staat dat een uurtarief van € 205,-- is overeengekomen (pagina 136 klachtdossier). Bij brief van 19 juli 2007 heeft EuroClaim het volgende geschreven:

“Op 19 juli 2007 sloten wij met u een ‘no cure no pay’ overeenkomst. Uw dossier is ruim 2 jaar in behandeling. Gedurende die periode stonden wij garant voor de inmiddels hoog opgelopen kosten. Het is bij EuroClaim – vanzelfsprekend – gebruik om periodiek de kosten te bekijken in verhouding tot de mogelijke schade alsmede de mogelijkheden de schade te verhalen.

Het is ons inziens niet langer redelijk om garant te blijven staan voor die kosten. Wij hebben besloten, met ingang van heden, de overeenkomst in te trekken. Wij zullen de behandelaar hierover informeren.”

3.4 Op 25 juli 2007 heeft verweerder klaagster een nieuwe opdrachtbevestiging laten ondertekenen, waarin een uurtarief van € 100,-- wordt vermeld (pagina 175 klachtdossier).

3.5 In het kader van de hoogte van de schade zijn partijen overeengekomen dat klaagster onderzocht werd door de psychiater prof. dr. K. Deze heeft  in juni 2005 zijn rapport uitgebracht. Klaagster heeft verweerder geen toestemming gegeven het gehele rapport van prof. dr. K. aan de wederpartij ter beschikking te stellen, zodat verweerder slechts een deel daarvan ter kennis van de wederpartij heeft gebracht.

3.6 Verweerder heeft namens klaagster in het voorjaar van 2008 een dagvaarding doen uitbrengen aan M. Medisch Centrum. Na de conclusie van antwoord van M. Medisch Centrum is de zaak behandeld ter comparitie voor de rechtbank Utrecht, welke comparitie is geëindigd in een schikking zoals verwoord in het proces-verbaal van die zitting van 9 april 2009 (pagina 113 klachtdossier).

4 Beoordeling

 

 Ad klachtonderdeel a

4.1  De raad neemt hierbij als uitgangspunt dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan overigens alleen sprake  zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij na overleg met de verzekeraar van het

M. Medisch Centrum en zijn medisch adviseur heeft besloten af te zien van nader medisch onderzoek teneinde de kosten voor klaagster te beperken, mede gelet op zijn inschatting dat nader medisch onderzoek de zaak niet positief zou kunnen beïnvloeden. Daarbij heeft hij naar zijn zeggen in acht genomen het feit dat klaagster ten aanzien van het in opdracht van beide partijen verrichte expertiserapport door prof. dr. K een beroep heeft gedaan op haar blokkeringrecht, waardoor slechts een klein gedeelte van het rapport in het geding kon worden gebracht. Verweerder heeft onvoldoende weersproken gesteld dat hij deze beslissing uitgebreid met klaagster heeft besproken. Mede gelet op het in 4.1 omschreven uitgangspunt acht de raad de beslissing om in het stadium waarin de zaak zich bevond geen nader medisch onderzoek te verrichten dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

 Ad klachtonderdelen b en c

4.3 Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen neemt de raad in aanmerking hetgeen is bepaald in artikel 23 van de gedragsregels voor advocaten: de advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.

4.4 Onder overlegging van een tweetal brieven van EuroClaim heeft klaagster ter zitting betoogd dat zij in de veronderstelling was dat de buitengerechtelijke kosten zouden worden vergoed door EuroClaim, zodat deze niet in mindering zouden komen op de door het M. Medisch Centrum te betalen vergoeding. Klaagster stelt dat haar pas ten tijde van de comparitie duidelijk is geworden dat deze buitengerechtelijke kosten wel uit die vergoeding betaald moesten worden, waardoor het uiteindelijk aan klaagster toekomende bedrag veel lager was dan zij had verwacht. Uit het dossier blijkt dat verweerder een tweetal opdrachtbevestigingen heeft gestuurd met verschillende uurtarieven (zie hiervoor 3.3). Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat zulks verband hield met het feit dat EuroClaim de overeenkomst met klaagster had opgezegd. Verder heeft verweerder een aantal declaraties en kostenopgaven overgelegd. Uit deze declaraties noch uit de kostenopgaven valt te herleiden wat precies is gedeclareerd en verrekend met door de verzekeraar betaalde bedragen. Voorts is onduidelijk waarom verweerder enerzijds heeft gesteld dat het contract van klaagster met EuroClaim voor hem niet relevant was, maar anderzijds de eenzijdige beëindiging daarvan door EuroClaim voor hem kennelijk wel aanleiding was een tweede opdrachtbevestiging met een ander, lager, uurtarief door klaagster te ondertekenen.

4.5 Klaagster werd in eerste instantie bijgestaan door X B.V., maar zij heeft deze opdracht voortijdig beëindigd. Uit de stukken blijkt dat X B.V. was ingeschakeld door rechtsbijstand¬verzekeraar A. Of verweerder met A afspraken heeft gemaakt en zo ja welke blijkt niet uit de stukken.

4.6 Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat op grond van de voorhanden stukken niet tot een finale beoordeling van deze klachtonderdelen kan komen alvorens (aan de hand van schriftelijke stukken met toelichting) volledig inzicht is verkregen in de financiële afspraken, de geldstromen met betrekking tot betalingen en de verrekeningen met klaagster en met EuroClaim. Die informatie is noodzakelijk teneinde klachtonderdelen b en c te kunnen beoordelen. Daartoe zal de raad de deken als deskundige benoemen en hem verzoeken om te rapporteren aan de raad.

4.7 Verweerder wordt verzocht om binnen zes weken na datum van de onderhavige beslissing inzicht te geven in alle financiële aspecten inclusief de geldstromen in deze zaak  zoals onder meer door overlegging van de navolgende stukken met de nodige toelichting:

- de volledige opdrachtbevestiging(en) met een omschrijving van de werkzaamheden;

- zijn financiële afspraken met klaagster en met EuroClaim;

- de rol van de rechtsbijstandverzekeraar A en de financiële afspraken met A;

- een overzicht van alle declaraties met specificaties;

- een overzicht van alle betalingen op c.q. verrekeningen met declaraties;

- een overzicht van alle buitengerechtelijke kosten en overige kosten en van de wijze waarop deze betaald zijn;

- alle stukken die de deken verder nodig denkt te hebben.

 Ad klachtonderdeel d

4.8 Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de raad niet gebleken dat verweerder klaagster op oneigenlijke gronden heeft gedwongen om akkoord te gaan met de schikking. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat tijdens de comparitie voldoende gelegenheid is geboden aan klaagster en haar echtgenoot om zich te beraden op de schikking en dat de beslissing om deze schikking te accepteren uiteindelijk door klaagster en haar echtgenoot in onderling overleg is genomen. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

4.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat klachtonderdelen a en d te zijner tijd ongegrond zullen worden verklaard en dat de beslissing over klachtonderdelen b en c zal worden aangehouden tot na ontvangst van het rapport van de deken.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verwijst de zaak terug naar de deken van de orde van advocaten te Amsterdam voor nader onderzoek en rapport als bedoeld in overweging 4.6 en 4.7 met het verzoek om –  nadat klaagster in de gelegenheid zal zijn gesteld op die stukken te reageren – zo mogelijk binnen 2 maanden na ontvangst van de reactie van klaagster te rapporteren aan de raad;

- beveelt verweerder om binnen 6 weken na datum van deze beslissing de hiervoor onder 4.7 genoemde stukken aan de deken te doen toekomen;

- houdt alle verdere beslissingen aan.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, A. de Groot,

M. Pannevis, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2011.

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.