Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2216

Zaaknummer

M 74 - 2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Hoewel verweerder er goed aan had gedaan om een overzicht van de door hem ingediende stukken in concept aan klaagster aan te leveren, leidt het achterwege blijven hiervan op zichzelf nog niet tot gegrondheid van de klacht. Klaagster heeft onvoldoende aangetoond welke specifieke stukken volgens haar ten onrechte niet zijn ingediend en waarom zij daardoor in haar belangen zou zijn geschaad. Daardoor kan niet feitelijk worden vastgesteld dat verweerder heeft nagelaten voor de procedure essentiële stukken in het geding te brengen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

M 74 – 2011

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

mevrouw X

 

verder te noemen: klaagster

 

 

 

tegen

 

de heer Y, advocaat

kantoorhoudende te Z,

 

 

verder te noemen: verweerder

 

 

 

 

1.         Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 29 maart 2011 heeft de Deken der Orde van Advocaten in het

arrondissement Maastricht de door klaagster op 20 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-         een brief van klaagster, d.d. 6 september 2011, ontvangen op 7 september 2011, inhoudende een aanvulling in zevenvoud op bovengenoemde klacht;

-         een faxbrief van verweerder d.d. 9 september 2011, ontvangen op 12 september 2011.

 

1.3              De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 september 2011.

 

Klaagster en verweerder zijn ter zitting verschenen.

 

 

2. De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan.

 

Verweerder heeft klaagster bijgestaan in procedures bij het gerechtshof Leeuwarden en tegen haar verzekeraar. Klaagster werd in de procedure bij het gerechtshof tot 1 juli 2009, bijgestaan door verweerders kantoorgenoot. Na 26 augustus 2009 heeft verweerder beide dossiers van zijn kantoorgenoot overgenomen. De zaak stond toen voor arrest. Op 22 december 2009 is een tussenarrest gewezen. Daarbij is de door klaagster ingestelde vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard en werden partijen in de gelegenheid gesteld nadere schriftelijke stukken in te dienen tot uiterlijk 14 dagen voor de datum van comparitie. Tevens moest verweerder voor die datum de inhoud van een kopie van het volledige procesdossier indienen.

Bij brief van 30 maart 2010 heeft verweerder aan klaagster een kopie van de door hem bij het hof ingediende stukken aan klaagster toegezonden. Daarbij heeft hij medegedeeld dat hij de door klaagster aangeleverde stukken heeft moeten filteren en dat hij delen van processtukken, correspondentie met de advocaat van de wederpartij en stukken die reeds eerder in de procedure waren overgelegd niet heeft ingediend. Tevens is in die brief vermeld dat een kopie van het gehele procesdossier bij het hof was ingediend. De comparitie bij het gerechtshof vond plaats op 14 april 2010. Medio juli 2010 heeft verweerder de zaak overgedragen aan een andere advocaat.

In de zaak tegen de verzekeraar heeft verweerder namens zijn kantoorgenoot, bij brief van 10 juni 2009, klaagster geadviseerd om geen verdere juridische stappen te ondernemen aangezien de zaak naar zijn inzicht niet haalbaar was. Bij brief van 3 juli 2009 heeft verweerder deze brief nogmaals toegelicht.

Bij brief van 6 december 2010 heeft klaagster verweerder aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het optreden van verweerder. Bij brief van 17 januari 2011 heeft verweerder op deze brief van klaagster gereageerd.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

 

1.                  Verweerder heeft in de procedure bij het gerechtshof bewijsmateriaal dat beschikbaar was, niet overgelegd;

2.                  Verweerder heeft bij de verzekeraar niet gereageerd waardoor klaagster een vergoeding van € 50.000   , - ter zake bedrijfsschade is misgelopen;

3.                  Verweerder is aansprakelijk gesteld door klaagster maar reageert niet.

 

 

4. Het verweer

 

4.1              Het standpunt van verweerder houdt in:

 

1.      Alle door klaagster ter beschikking gestelde stukken zijn gefilterd en met haar is besproken welke stukken zouden worden ingediend. Alle voor het geding relevante stukken zijn tijdig ingediend.

 

2.      De claim had geen kans van slagen en derhalve is aan klaagster bij brief van 10 juni 2009 geadviseerd geen verdere juridische stappen te ondernemen. Eind november 2009 is de verjaring gestuit. Het tussenarrest noch de comparitie van juni 2010 gaven aanleiding tot een ander inzicht. Derhalve zijn verdere stuitingshandelingen uitgebleven. De zaak was niet verjaard op het moment dat deze werd overgedragen.

 

3.      Op klaagsters aansprakelijkstelling is door verweerder schriftelijk gereageerd.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

Ontvankelijkheid

 

5.1       De raad stelt allereerst vast dat verweerder pas na 26 augustus 2009 beide zaken van zijn kantoorgenoot heeft overgenomen en in de appelprocedure bij het hof voor klaagster is opgetreden. Voor zover de klacht ziet op de behandeling van de zaken van klaagster buiten de periode van 26 augustus 2009 tot aan de overdracht van de zaak aan de opvolgende advocaat, is klaagster niet ontvankelijk in haar klacht aangezien verweerder die periode, niet voor klaagster is opgetreden.

 

De raad overweegt voorts het volgende.

 

5.2                   Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel mag van de advocaat worden verwacht dat hij met zijn cliënt communiceert over de in de procedure te nemen stappen en deze op de hoogte houdt van de procedure. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is echter in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

 

Klachtonderdeel 1

 

5.3       Verweerder heeft dit onderdeel van de klacht betwist. Volgens verweerder zijn alle relevante door klaagster verstrekte stukken – voor zover deze verband hielden met de vragen in het tussenarrest – tijdig voorafgaande aan de comparitie bij het hof ingediend alsmede een akte met producties. Uit het dossier blijkt niet welke stukken door verweerder zijn ingediend en of, en zo ja welke, mogelijk relevante stukken ten onrechte niet zouden zijn ingediend. Een overzicht van de selectie die door verweerder is gemaakt ontbreekt. Hoewel verweerder er goed aan had gedaan om een overzicht van de door hem ingediende stukken in concept aan klaagster aan te leveren, leidt het achterwege blijven hiervan op zichzelf nog niet tot gegrondheid van de klacht. Klaagster zelf heeft onvoldoende aangetoond welke specifieke stukken volgens haar ten onrechte niet zijn ingediend en waarom zij daardoor in haar belangen is geschaad. Derhalve kan naar het oordeel van de raad niet feitelijk worden vastgesteld dat verweerder heeft nagelaten voor de procedure essentiële stukken in het geding te brengen en voorts niet dat klaagster daardoor in haar belangen is geschaad. De klacht zal op dit onderdeel derhalve ongegrond worden verklaard.

 

 

Klachtonderdeel 2

 

5.4       Uit het verhandelde ter zitting heeft de raad begrepen dat dit onderdeel van de klacht is gericht tegen verweerders kantoorgenoot. Voor zover de klacht toch zou zijn gericht tegen verweerder wordt het volgende overwogen. Uit de stukken blijkt dat verweerder de zaak van klaagster heeft bestudeerd en heeft geoordeeld dat de zaak geen kans van slagen had. Hij heeft dit schriftelijk aan klaagster medegedeeld. Het enkele feit dat klaagster en verweerder een andere visie hebben op de kans van slagen van de schadeclaim richting klaagsters verzekeraar, leidt nog niet tot gegrond verklaring van de klacht. Het stond klaagster vrij om de zaak door een andere advocaat te laten behartigen. Dat klaagster dit niet heeft gedaan kan aan verweerder niet worden verweten. Verweerder heeft de verjaring van klaagsters vordering naar zijn zeggen in november 2009 gestuit, zodat evenmin blijkt dat deze termijn door toedoen van verweerder is verstreken. Naar het oordeel van de raad kan derhalve ook op dit onderdeel van de klacht niet worden vastgesteld dat verweerder onjuist heeft opgetreden of geadviseerd en dat klaagster daardoor in haar belangen is geschaad.

 

Klachtonderdeel 3

 

5.5       De klacht dat verweerder niet zou hebben gereageerd op de aansprakelijkheidsstelling van klaagster d.d. 3 december 2010, vindt zijn weerlegging in de brief van verweerder van 17 januari 2011, waarin deze jegens klaagster alle aansprakelijkheid afwijst. Dit onderdeel van de klacht zal derhalve eveneens ongegrond worden verklaard.

 

 

 

6. Beslissing

 

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, L.R.G.M. Spronken, L.J.G. de Haas, Th. Kremers, leden, alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2011.

 

 

 

 

 

Griffier                                                  voorzitter

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 22 november 2011

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.